KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

RUNDVEE-INSEMINATIE

EN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


De misverstanden en de weetjes over het afbloeden van koeien.

Als er zich in de vagina van de koe een plas donkerrood bloed bevindt, dan is die koe kort daarvoor hoogstwaarschijnlijk tochtig geweest. Dit bloed komt uit de baarmoeder van de koe vandaan. Bij een tochtige koe vindt er, als gevolg van de cyclische veranderingen, een verwijding plaats van de bloedvaten in de wand van de uterus. Die verwijding van de bloedvaten leidt tot verzwakking van de wand van die bloedvaten. En dit heeft na enkele dagen vaak tot gevolg dat enkele van die bloedvaten openbarsten. Via de cervix zal dat bloed vervolgens in de vagina van de koe terechtkomen. Is de hoeveelheid bloed die in de vagina terecht is gekomen relatief groot, dan zal er op zeker moment enig bloed via de vulva naar beneden blijken te stromen. Dit verschijnsel noemt men "afbloeden".

Het afbloeden van koeien vindt meestal plaats op de tweede of de derde dag na de dag waarop ze tochtig waren. Dit verschijnsel vindt geheel onafhankelijk van een eventuele bevruchting plaats. Een afbloedende koe die één of twee dagen eerder is geïnsemineerd, kan dus wel degelijk drachtig blijken te worden. Het misverstand dat het afbloeden van een koe er in een dergelijk geval op zou wijzen dat de bevruchting van die koe dan niet zou zijn geslaagd, is nogal hardnekkig. Het afbloeden op dat moment in de cyclus van de koe, staat geheel los van de kans op bevruchting van de koe. Tenminste voorzover er niet sprake is van extreem veel bloedverlies. In de zeldzame situatie van extreem veel bloedverlies, is de kans op drachtigheid na de betreffende inseminatie wel afwezig.

Van de andere kant is het óók niet waar dat een inseminatie bij een reeds afbloedende koe een goede kans maakt om tot bevruchting te leiden. Als een inseminatie pas op dát moment in de cyclus van de koe wordt uitgevoerd, zal dat doorgaans niet tot bevruchting leiden, maar daarentegen wel tot bedrijfseconomische schade. Dat komt niet alleen doordat er dan meestal onnodige kosten worden gemaakt voor de aanschaf van het sperma, en voor het uitvoeren van de inseminatie. Nee, het is ook mogelijk dat men door die inseminatie tijdelijk schade blijkt te hebben toegebracht aan het regeneratievermogen van de koe. Als men met de pistolet de uterus binnendringt, brengt men daar niet alleen sperma naar binnen, maar ook smetstoffen. Maar alleen tijdens de tochtigheid is de natuurlijke afweer van de koe tegen smetstoffen sterk genoeg aanwezig om daar in voldoende mate weerstand tegen te kunnen bieden. En voor het overige blijkt men nogal eens schade te hebben opgelopen doordat men later de tochtigheid van die betreffende koe zal blijken te hebben gemist. Omdat die koe geïnsemineerd is geweest, en in theorie dus drachtig zou kunnen zijn geworden, zal men drie weken later immers meer overtuigende tochtigheidssignalen moeten hebben kunnen waarnemen voor men zou kunnen besluiten om tot inseminatie van die koe over te gaan. Het is dus ook een misverstand wanneer men meent er verstandig aan te doen om een afbloedende koe te gaan insemineren. Onder het motto "primo non nocere", zal men de inseminatie dan beter achterwege kunnen laten. Ook de koe zelf lijkt soms aan te willen geven dat zij op dat moment niet wil worden geïnsemineerd. Namelijk vanwege het feit dat dergelijke koeien tijdens de poging om tot inseminatie over te gaan, soms erg met hun kont staan te wiebelen.

Uit het feit dat men op zeker moment een koe ziet afbloeden, kan men handige informatie verkrijgen. Men weet dan immers dat die koe ongeveer twee dagen eerder tochtig is geweest. Dat gegeven is niet alleen erg van belang indien men die tochtigheid niet heeft opgemerkt. Maar ook wanneer men meende met een tussentocht van die koe van doen te hebben gehad. Na een tussentocht zal een koe namelijk niet afbloeden. Zodat men bij twijfel, na het afbloeden van de koe met zekerheid kan zeggen wat de echte tochtigheid is geweest. En als een koe vrij vlug na de tochtigheid afbloedt, kan dit er op wijzen dat de koe kort tochtig is geweest. En dat gegeven is dan weer belangrijk om rekening mee te houden bij de volgende tochtigheid, namelijk in het geval de betreffende koe na de inseminatie niet drachtig blijkt te zijn geworden.

Als een koe op zeker moment afbloedt, weet men dus dat zij kort daarvoor tochtig is geweest. Maar er loopt ook nogal eens om andere redenen bloed via het vestibulum van de koe naar beneden. En in die gevallen heeft men dan niet met het zo typerende afbloeden van een koe van doen. "Niet alles is, wat het lijkt te zijn!" Men moet dan ook niet al te gemakkelijk tot de conclusie komen dat de koe tochtig is geweest, wanneer men bloed via het vestibulum van de koe naar beneden ziet lopen. Het kan immers ook zijn dat de koe een scheurtje aan haar anus heeft opgelopen. En het kan zijn dat er bij de koe een bloederige tumor tussen haar genitalia externa aanwezig is. Het kan zijn dat zij bloedt vanuit een wond bij de aanhechtingsplaats van het hymen, of vanuit een andere wond in haar geslachtsapparaat. En het kan zijn dat er bij de koe sprake is geweest van een abortus van een al dan niet levende vrucht.

Soms ziet men dat er in het tochtslijm (het cervixslijm) van de koe een spoortje helder rood bloed aanwezig is. Dat is geen enkel probleem. De koe kan dan zeer zeker wel worden geïnsemineerd. Het afkomen van dit bloed is het gevolg van het vroegtijdig springen van enkele bloedvaten in de baarmoederwand van de koe. Aan het aanwezige tochtslijm herkent men het feit dat het bloedvat vroegtijdig is gesprongen.

Het bloed wat kort na de tochtigheid van de koe afkomt en wat dus met het zogenaamde afbloeden van de koe te maken heeft, is meestal niet meer helrood van kleur. Maar daarentegen juist diep donkerrood. Aan de hand van de kleur van het bloed kan men vaak al met grote zekerheid zeggen dat men met bloed te maken heeft wat, in verband met een gepasseerde tochtigheid, van de koe afloopt. Is de kleur van het afkomende bloed echter meer bruin van kleur, dan heeft men te maken met een koe die vanwege vruchtafdrijving afbloedt. De geur van het bloed is dan vaak ook nogal onaangenaam vanwege het rottingsproces wat daarin plaatsvindt. Deze vies ogende en bruinrode vloeibare substantie is een rottend restant van de bloederige afscheiding (lochiën) die tijdens en na het afkalven uit de uterus van de koe vrijkomt. Deze afscheiding verandert overigens geleidelijk van sanguinolent in sereus. Zolang de cervix niet gesloten raakt, is dat geen probleem. Maar als onder invloed van een gewijzigde hormoonspiegel de cervix zich volledig sluit, zal de afvoer van lochiën ontaarden in een lochiometra. De uitvloeiing van lochiën heeft overigens niets van doen met het afbloeden van koeien. Dat is zondermeer een ander fenomeen.

Het is niet zo dat men iedere koe die tochtig is geweest, na die tochtigheid ook ziet afbloeden. Men moet wat dit betreft de waarheid niet omdraaien. Het is dus niet zo dat een koe niet tochtig kan zijn geweest wanneer men haar niet heeft zien afbloeden. Men neemt het afbloeden bij gemiddeld 90% van de pinken waar, en maar bij ongeveer 50% van de koeien van hogere pariteit. Tenminste voor zover die dieren in een aanbindstal staan aangebonden. Als de koe de kans heeft om rond te lopen en/of te springen is er een grotere kans aanwezig dat het bloed na de tochtigheid naar buiten vloeit, dan wanneer zij betrekkelijk stil staat. De reden dat men pinken veel vaker ziet afbloeden dan koeien van hogere pariteit, komt omdat de uterus van pinken nog relatief hoog in het bekken van het dier gelegen is. Het feit dat men niet een nog hoger percentage van de pinken ziet afbloeden, kan overigens deels ook veroorzaakt worden door bepaalde afwijkingen aan het hymen.

Als men als inseminator het afbloeden van de koe niet uitwendig heeft waargenomen, merkt men dit soms inwendig nog wel op. Namelijk aan de kenmerkende stroefheid van het cervixkanaal (canalis cervicis) van een afbloedende koe. Het cervixkanaal is op dat moment in de cyclus niet echt goed gesloten, maar de passage ervan is dan door de aanwezigheid van het bloed typerend stroef. Voorzover het dan nog mogelijk is, zou men bij het waarnemen van die kenmerkende stroefheid van het canalis cervicis, met de inseminatiepoging dienen te stoppen.

Het komt ook wel eens voor dat men bij een koe een uterus tegenkomt die wat opgezwollen aanvoelt. Als het dan duidelijk geen lochiometra, geen pyometra, en ook geen mucometra betreft, kan er sprake zijn van een haematometra in de uterus. Door een obstructie in de cervix heeft het bloed zich dan niet naar de vagina kunnen ontlasten. Als de druk van het in de uterus opgehoopte bloed niet afneemt, kan het uiteindelijk een uitweg zoeken via de tubae uterinae. Er ontwikkelt zich dan meestal een haematosalpinx. Of het vloeit af naar het peritoneum, waar het een endometriose tot gevolg heeft. Als er sprake is van een obstructie in de cervix, is deze doorgaans ter hoogte van een eventuele strictuur (stenose) in de cervix ontstaan. Er kan overigens in een dergelijk geval ook sprake zijn van een aangeboren atresie. Als men tijdens de inseminatie, ondanks de obstructie, toch een volledige passage van de cervix heeft weten te bereiken, zal dat bloed wel naar buiten kunnen gaan vloeien. Het plotselinge uitstromen van dat opgehoopte bloed is misschien een merkwaardige ervaring, maar voor het overige is dat natuurlijk geen enkel probleem. Het betreffende bloed ziet er dan echter wel dermate anders uit, dat men dit het beste kan omschrijven met de term 'dood bloed'.

Als men bloed heeft zien afvloeien van een koe die onmiskenbaar drachtig is, is de oorzaak daarvan waarschijnlijk gelegen in het feit dat de betreffende koe drachtig is geweest van een meerling. En dat één, of meerdere, vruchten van die meerling, kort daaraan voorafgaand, het leven heeft gelaten.

Als men ontdekt dat er zich na de inseminatie bloed aan de bovenkant van het topje van de pistolethuls bevindt, kan dit komen doordat men de inseminatie niet voorzichtig genoeg heeft uitgevoerd. Men heeft dan een verwonding aan de binnenkant van het geslachtsapparaat van de koe teweeggebracht. Maar als het bloed zich meer aan de buitenkant van het topje van de pistolethuls bevindt, is dat doorgaans afkomstig van het bloed wat zich bij een afbloedende koe in het geslachtsapparaat van die koe bevindt.

Wanneer men op het punt staat een koe te gaan overspuiten, omdat zij na inseminatie nog lang tochtig bleek te zijn, en men ziet dat er op dat moment reeds bloed van de koe afloopt, dan is dat een teken dat die koe eerder toch wel op de juiste tijd is geïnsemineerd. Het overspuiten van de koe zal dan beter achterwege kunnen blijven.


Wilt u meer informatie over rundvee-inseminatie en de vruchtbaarheidsproblematiek? Klik dan HIER voor het openen van de site www.ybema.org