KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

RUNDVEE-INSEMINATIE

EN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


Het ombuigen van de cervix tijdens de inseminatie.

Tijdens het eigenlijke inseminatieproces wordt de pistolet via de vagina van de koe tot voor de externe baarmoedermond gebracht. Dit gebeurt onder begeleiding van de pistolet vanuit het rectum. Daarna voert men de pistolet (ook onder begeleiding vanuit het rectum) door de cervix. Men doet dit slechts zover, tot men het uiterste topje van de pistolet net door de cervix heen voelt komen. Om vervolgens het sperma in de interne cervixmond te gaan deponeren. De interne cervixmond bevindt zich in de baarmoeder, in tegenstelling tot de externe cervixmond, die zich in de vagina bevindt. Als inseminator dient men het sperma dus, door de cervix heen, in de interne mond van de cervix te deponeren.

Uit ervaring is gebleken dat deponering van het sperma op die plaats in het geslachtsapparaat van de koe, in de dagelijkse inseminatiepraktijk tot goede bevruchtingsresultaten leidt. Wanneeer men het sperma in de cervix zou gaan deponeren, zal dat tot gevolg hebben dat de bevruchtingsresultaten enkele procenten lager zijn. Dat is misschien enigszins vreemd. Het milieu in de cervix is voor de spermatozoa dermate gunstig, dat het inwendige canalis cervicis in wezen een goede opslagplaats voor het sperma is. Dit in tegenstelling tot het milieu in de vaginaholte en in de baarmoederholte. Maar men moet wel bedenken dat de koeien doorgaans geïnsemineerd worden met sperma wat sterk verdund is, en wat door het invries- en ontdooiproces beschadigingen heeft opgelopen. De cervix is voor die spermatozoa wel enigszins een barrière. Bovendien, wordt er bij het inseminatieproces door de koe doorgaans niet het hormoon oxytocine in de bloedbaan afgescheiden. Dit in grote tegenstelling tot bij een natuurlijke dekking, waarbij dit hormoon vaak wel in aanzienlijke mate wordt afgescheiden. En dit hormoon draagt sterk bij aan het opdrijven van het sperma in de baarmoeder van de koe.

Een nog diepere deponering van het sperma, namelijk tot in de baarmoederholte van de koe, leidt in de praktijk echter echter vaak niet tot goede bevruchtingsresultaten. Mogelijk is het relatief slechte baarmoedermilieu daar deels debet aan. Maar de grotere kans op een verwonding in de baarmoederholte, zal bij die werkwijze waarschijnlijk wel de grootste oorzaak van de lagere bevruchtingsresultaten zijn. Met name het septum raakt al gauw verwond bij een relatief diepe inseminatie. Het bloed en het wondvocht welke door een verwonding in de baarmoeder terecht komen, zullen de kwaliteit van het sperma ernstig doen aantasten. Eigenlijk zou men het sperma op zodanige wijze in het baarmoederholte moeten weten te deponeren, dat men geen enkele kans loopt op het veroorzaken van een wond aan het baarmoederslijmvlies. En dus ook niet aan het septum.

Die mogelijkheid is er wel degelijk. En het lijkt er op dat die wijze van insemineren, tot minstens zulke goede bevruchtingsresultaten leidt als de meest gebruikelijke wijze van insemineren. Bij die alternatieve wijze buigt men de cervix enigszins weg van de lengte-as van de baarmoeder. Dus hetzij naar links, hetzij naar rechts. Het sperma zal daarbij niet geheel centraal, maar in tegenstelling daartoe juist decentraal in de baarmoederholte terechtkomen.

Het ligt niet zo voor de hand om te denken dat een dergelijke decentrale deponering van het sperma in de baarmoederholte, tot een negatief effect op de bevruchtingsresultaten zal leiden. Bovendien, na afloop van de inseminatie laat men de cervix weer los. En al gauw zal deze weer op de normale wijze in het bekken van de koe blijken te liggen. Ook het sperma wat eventueel toch nog in de interne cervixmond terecht is gekomen, zal dan wel degelijk op een centrale plaats in de baarmoederholte terechtkomen. En dat alles zonder dat men veel kans loopt dat het sperma door bloed uit een inwendige wond dreigt te worden beschadigd. Inseminatoren die zich bij de inseminatie richten op deponering van het sperma in één van de beide baarmoederhoorns, blijken in de praktijk meevallende bevruchtingsresultaten te behalen. Tenminste als zij voorafgaand aan de inseminatie de cervix iets naar links, hetzij iets naar rechts ombuigen. Uit onderzoek is overigens gebleken dat de spermatozoa heel goed in staat zijn om zich van de ene baarmoederhoorn naar de andere baarmoederhoorn te verplaatsen.


Wilt u meer informatie over rundvee-inseminatie en de vruchtbaarheidsproblematiek? Klik dan HIER voor het openen van de site www.ybema.org