KLIK HIER VOOR INFORMATIE |
RUNDVEE-INSEMINATIEEN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN |
CLICK HERE FOR |
Tijdens, of voorafgaand, aan het uitvoeren van een inseminatie bij een koe zal men niet bij voorbaat gaan zoeken of er zich mogelijkerwijze ook een vreemd object (een corpus alienum) in het geslachtsapparaat van de koe bevindt. Vaak wordt een dergelijk object slechts bij toeval ontdekt. Met name wanneer dat vreemde object zich in de vagina van de koe bevindt.
Bij het begin van de inseminatie zal men de uterus gaan palperen. En zo nodig ook nog de ovaria. Maar normaliter doet men dit niet bij de vagina. Dat is doorgaans niet nodig. Maar soms bemerkt men bij het penetreren van het geslachtsapparaat van de koe toch dat er zich iets vreemds in de vagina van de koe bevindt. En ook wordt men daar wel op geattendeerd als men de vagina van de koe met de pistolet tracht te passeren.
Bij palpatie van de vagina, vanuit de endeldarm van de koe, zal men bijvoorbeeld een merkwaardig geribbelde vagina-inhoud gewaar kunnen worden. En wanneer men dan vervolgens de vagina in de hand neemt en er voorzichtig in gaat knijpen, zal die vagina-inhoud blijken te kunnen worden samengeknepen. Er bevindt zich dan een zogenaamde Prid-spiraal in de vagina van de koe. Het woord "Prid" is een acroniem voor Progesteron Releasing Intravaginal Device. Hiermee wordt de werking van het Corpus Luteum (namelijk de afgifte van het geslachtshormoon progesteron) kunstmatig nagebootst. Een dergelijke spiraal wordt in de vagina van de koe geplaatst om op kunstmatige wijze bronst bij de koe te trachten op te wekken. De spiraal moet daartoe op zeker moment door de veehouder uit de vagina van de koe worden verwijderd. De extra toegevoegde bron voor de afgifte van progesteron is dan plotseling verdwenen. En door dit effect zal vervolgens doorgaans na 2 à 3 dagen de bronst zijn opgewekt. Op het tijdstip dat de betreffende spiraal door de veehouder uit de vagina van de koe moet worden verwijderd, gaat er wel eens iets mis. De spiraal blijft dan soms gewoon zitten. En de koe kan ons dan later na een (vermeende) tochtigheid ter inseminatie worden aangeboden. Uiteraard zal men er als inseminator voor moeten zorgen dat die spiraal alsnog uit de vagina van de koe wordt weggehaald.
Bij palpatie van de vagina, wordt men ook wel eens een vagina-inhoud gewaar die veel vaster en meer glibberig aanvoelt. In een dergelijk geval heeft men dan meestal te maken met een vrucht die bij een abortus niet volledig is afgedreven uit het geslachtsapparaat van de koe. Met name bij pinken blijkt een dergelijke vrucht soms deels in de cervix klem te zitten. Als de vruchtvliezen verdwenen zijn, zal er sprake kunnen zijn van een rottingsproces. De veehouder zal hiervoor dan ook een veterinair moeten consulteren.
Bij palpatie van de uterus kan men ook een normale vrucht aantreffen. Een dergelijke vrucht is uiteraard geen "vreemd object", maar juist de situatie waarin men die vrucht in de uterus van de koe aantreft, is vreemd. Een koe met een vrucht in de baarmoeder is immers een drachtige koe. En het uitvoeren van een inseminatie is in die situatie niet zinvol en ongewenst. In de uterus kan men ook een steenvrucht (een versteend kalf) aantreffen. Als er na het afsterven van de in de uterus aanwezige vrucht geen abortus (vruchtafdrijving) plaatsvindt, zal die vrucht onder bepaalde omstandigheden kunnen gaan mummificeren. Een dergelijke gemummificeerde vrucht voelt aan als een steen, zoals de naam al aangeeft. Dit komt mede door het ontbreken van zowel vruchtwater als van placentomen. Door het ontbreken van vruchtwater zal men bij palpatie van de uterus in een dergelijk geval geen fluctuatie waarnemen. Ook kan er maceratie van de vrucht hebben plaatsgevonden. De uterus voelt dan aan als een worst met een inhoud van dik vloeibaar materiaal. De vrucht is dan verworden tot een niet-vormvaste substantie (plasma) die week aanvoelt. Ontdekt men in de uterus een vrucht die met lucht omgeven lijkt te zijn, dan moet men rekening houden met de aanwezigheid van een emphysemateuse vrucht. Een dergelijke vrucht ontstaat als er door rotting van de vrucht gasontwikkeling is opgetreden. Vanwege het gevaar voor een uterusruptuur, zal men er dan verstandig aan doen om de veehouder aan te raden een veterinair dierenarts voor die koe te consulteren. Voelt de inhoud van de uterus vol, week en grof korrelig aan, maar voelt men geen vruchtdelen, dan zou men wel eens met een mola te maken kunnen hebben. Een mola-dracht is een benigne woekering van placenta-weefsel in de uterus. Het betreft hier een merkwaardige, vormloze curiositeit. Als de mola op zeker moment uitgestoten wordt, zal men deze herkennen aan het vreemde uiterlijk, wat enigszins aan de darmen van een koe doet denken. Maar vreemd genoeg kan men er bijvoorbeeld ook zomaar een tand in aantreffen. Of wat primitieve, herkenbare weefselvormen, zoals haarbalachtige stukken weefsel. In feite gaat het hierbij niet werkelijk om haarballen, zoals die wel door katten worden uitgebraakt, maar om bolvormige weefselstructuren, die zich vanuit huidcellen hebben ontwikkeld. In de loop van de tijd zijn uit die betreffende weefselstructuren haren gaan groeien. Een dergelijke misvorming zal in een eerder stadium van de dracht zijn ontstaan, dan het stadium waarop eventueel een misvormd kalf ontstaat. Merkwaardig genoeg zal de placenta dan wel goed tot ontwikkeling blijken te zijn gekomen. (Het verschijnsel van het ontwikkelen van herkenbare weefselvormen op een vreemde plaats in het lichaam van runderen, zoals tanden; haar; huid; ogen; nagels; spier; vet; kraakbeen; botten; of hoeven, doet zich ook voor in cystes die als teratomen bekend staan. Dit is een Griekse benaming voor "monsterlijke zwellingen". De wetenschappelijk benaming voor een teratoom is "dermoïd cyste". Het gaat hier om een congenitale afwijking. Een dergelijke cyste zou men met name ook in één van de ovaria kunnen aantreffen. Want ze kunnen zich gaan ontwikkelen vanuit totipotente stamcellen in een onrijpe eicel. Als een dergelijke cyste in de ovaria voorkomt, is ze vaak nog zó klein dat men ze nauwelijks zal ontdekken. Teratomen kunnen overigens op den duur wel veel groter worden. En ze kunnen allerlei verschillende soorten weefsel bevatten, zoals haarweefsel; huidweefsel; spierweefsel; schildklierweefsel; kloppende hartspiercellen en kiezen. Bij teratomen heeft men te maken met een vorm van neoplasie.
Bij het palperen van de uterus van de koe kan men ook een myoom (ofwel: myoma uteri) in de uterus van de koe aantreffen. Myomen zijn opvallend onregelmatig van vorm. Ook zou men er een polypum kunnen aantreffen. Een polypum is een zwelling met een zeer bepaalde vorm, namelijk dikker aan het uiteinde dan aan de basis ('gesteeld'). Treft men dergelijke weefsels (evenals de hiervoor genoemde teratomen) in de uterus aan, dan moet men zich wel realiseren dat deze de vruchtbaarheid van de koe in zeer ernstige mate zullen schaden. De kans dat de implantatie van het embryo er door wordt verhinderd, is namelijk zeer groot.
Tijdens het uitvoeren van de inseminatie ontstaat weleens een breuk in de sheath (huls) van de pistolet. Als het slechts een gedeeltelijke breuk betreft, loopt men kans dat men onopzettelijk het spermarietje in het geslachtsapparaat van de koe drukt. Terwijl men bij een volledige breuk van de huls van de pistolet het rietje er eveneens in drukt, maar dan samen met het voorst gelegen gedeelte van de huls van de pistolet. Dergelijke vreemde opjecten zal men, voor zover mogelijk, ook uit het geslachtsapparaat van de koe moeten verwijderen. Als men dat materiaal nog in de vagina van de koe kan waarnemen, kan men dat gemakkelijk verwijderen. Een spermarietje wat in de cervix is blijven steken, maar wat deels nog in de vagina is waar te nemen, kan gemakkelijk worden verwijderd. Als men een dergelijk vreemd opject niet uit de cervix zou verwijderen en als het ook niet spontaan uit de cervix vandaan komt, zal het gevolg zijn dat de koe niet drachtig wordt. Het werkt dan als een preservatief (een anticonceptiemiddel). Dit is vergelijkbaar met het zogenaamde spiraaltje dat wel bij vrouwen in de cervix wordt ingebracht, met als doel om zwangerschap te voorkómen. Mocht men het rietje of het afgebroken deel van de huls van de pistolet onopzettelijk geheel tot in de uterus van de koe hebben ingebracht, dan is er minder kans op schade aan de vruchtbaarheid van de koe dan wanneer dezen in de cervix achterblijven.
Om de kans te verkleinen dat men een spermarietje (paille), of een deel van de huls van de pistolet in het geslachtsapparaat van de koe gaat schuiven, zal men goed moeten weten onder welke omstandigheden dit zou kunnen gebeuren. De omstandigheden dus waarin een breuk in het uitstekende deel van de huls van de pistolet ontstaat, die tot deze vervelende gevolgen kan leiden. Er zijn minstens drie omstandigheden te noemen waarin een dergelijke breuk kan ontstaan. Dat kan ten eerste in het geval men de gevulde pistolet op de grond laat vallen. Tenminste voorzover deze op de punt van de, om de pistolet geschoven, huls terecht komt. Ten tweede kan dat gebeuren in het geval dat men als inseminator min of meer klem komt te zitten tussen twee koeien, of tussen een koe en een obstakel. Doorgaans draagt men de gevulde pistolet op de rug, onder de kleren, bij zich. In deze omstandigheden kan de punt van de huls gaan ombuigen. Dat kan later tot een breuk in de huls van de pistolet leiden. Ten derde kan dat gebeuren in het geval dat er een kromming in de cervix voorkomt. De pistolet zelf kan niet buigen. Maar het uitstekende deel van de huls van de pistolet wel. Bij een al te ijverige poging om toch door de cervix heen te kunnen komen, zal dat uitstekende deel van de huls van de pistolet kunnen gaan ombuigen en gaan breken.
Ontdekt men als inseminator bijtijds dat het uitstekende deel van de huls van de pistolet is omgebogen, dan moet men de tijd nemen om een nieuwe huls te halen. En om die vervolgens op, de hierna beschreven, speciale manier om de pistolet te plaatsen. Net als de eerst gebruikte huls van de pistolet, is in een dergelijk geval meestal ook het spermarietje flink omgeknikt. Dit omgeknikte deel van het spermarietje zal men eraf moeten knippen, omdat dit anders het (volledig) leegdrukken van het spermarietje zou kunnen verhinderen. Maar als men een deel van het spermarietje afknipt, moet men ook een evengroot deel van de onderkant van de huls van de pistolet afknippen. Zou men dat laatste achterwege laten, dan zal later de huls niet op de pistolet blijken te passen.
Mocht men zijn vergeten het topje van het spermarietje af te gaan knippen, dan zal men de drijfstang van de pistolet slechts een klein eindje in kunnnen gaan drukken. Vervolgens zal de huls dan t.o.v. de pistolet gaan verschuiven. Het sperma komt dan niet in de koe terecht en de kans op een intra uterine verwonding is dan niet uitgesloten. Is de huls erg stevig op de pistolet geplaatst, dan zal het spermarietje gaan omvouwen en/of gaan verkreukelen.
Om bij iedere inseminatie al bij voorbaat te voorkómen dat de huls van de pistolet zal gaan ombuigen, zou men voorafgaande aan het plaatsen van het spermarietje in de huls van de pistolet, de punt van het spermarietje iets rigoureuzer dan anders kunnen gaan afknippen. Maar dan verspilt men meestal wel een deel van het sperma wat er in aanwezig is. Mocht men hiertoe steevast een halve centimeter extra van de punt van het spermarietje gaan afknippen, dan zal men iedere keer ongeveer 100.000 spermatozoa verspillen. Dat zou enige invloed kunnen hebben op de gemiddelde hoogte van de bevruchtingsresultaten die men als inseminator met zijn werk behaalt. Het is in dit geval dus duidelijk kiezen tussen twee kwaden. Kiest men voor het stelselmatig ruim afknippen van het spermarietje, dan zal men gemiddeld gesproken wel iets sneller kunnen werken, omdat men dan minder vaak geconfronteerd zal gaan worden met een omgebogen huls van de pistolet. In de praktijk zal men niet altijd bijtijds in de gaten blijken te hebben dat de punt van de huls is omgebogen, of dat er een breuk in is opgetreden. Wel zal men dan erg moeite hebben met de passage van de cervix. Dit laatste kan meerdere oorzaken hebben. Als de passage van de cervix echter moeilijkheden oplevert, zal men wel altijd even dienen te checken of er niet iets mis is met de huls van de pistolet. Deze kan bijvoorbeeld omgeknikt blijken te zijn. Plaatst men dan simpelweg een nieuwe huls op de pistolet, dan lost dat niet alles op. Het spermarietje zal dan op de plaats van de knik verdikt blijken te zijn. En die verdikking verhindert dan vervolgens het goed leegdrukken van het rietje. Iets waar men als inseminator, wat het afknippen van de punt van het spermarietje betreft, ook op moet gaan letten, is het feit dat men die punt van het spermarietje er wel recht afknipt. En dus niet scheef! Want doet men dat verkeerd, dan zal er later bij het leegdrukken van het spermarietje een deel van het sperma in de punt van de huls blijken te zijn gedreven. Die verspilling van het sperma kan men dus voorkómen, door de punt van het spermarietje er goed recht af te gaan knippen. Om er verzekerd van te zijn dat men dit altijd goed doet, zou men een zogenaamde 'Cito Straw Cutter' moeten gaan aanschaffen.
Als er eenmaal een breuk in het uiteinde van de pistolethuls is ontstaan, zal mogelijk ook het erin aanwezige spermarietje een knik blijken te hebben opgelopen. Een dat zal dan veroorzaken dat niet alle sperma er tijdens de inseminatie kan worden uitgedrukt. Mocht het spermarietje, door een gedeeltelijke breuk in het uiteinde van de de inseminatiehuls, niet goed in de groene adapter van de inseminatiehuls terecht zijn gekomen, dan komt tijdens de inseminatie het sperma (deels) in de inseminatiehuls terecht. En dus niet in de uterus van de koe.
Buiten de bovengenoemde situatie om, is er is nóg een mogelijkheid waardoor er wel eens een rietje in het geslachtsapparaat van de koe zou kunnen worden geschoven. Die mogelijkheid bestaat er wanneer de groene adapter bij het uitvoeren van de inseminatie niet in de huls van de pistolet aanwezig is. En dan alleen wanneer de opening in het topje van de huls van de pistolet groot genoeg is om het rietje te kunnen laten passeren. Soms ontbreekt een dergelijke adapter bij één of meerdere ongebruikte hulzen. Maar veel vaker ontbreekt een dergelijke adapter bij een reeds gebruikte huls. Dat betekent dat men, onder andere om deze reden, een werkwijze moet aanhouden waarbij het vrijwel is uitgesloten dat men op zeker moment een reeds eerder gebruikte huls om de pistolet gaat schuiven. Bijvoorbeeld door ze na het gebruik meteen in een aparte koker te plaatsen. De inhoud van een dergelijke koker is dan bestemd voor vernietiging.
Treft men een vreemd object in de vagina van de koe aan, dan zal men bij de koe ongetwijfeld ook een vaginitis waarnemen. Deze uit zich in de vorm van een dikke, witte fluor. Een vaginitis geneest meestal spontaan binnen enkele dagen. Een intra-uterine inseminatie is dan echter niet zo verstandig, vanwege de kans op het veroorzaken van een endometritis. Als er bij de koe eenmaal sprake is van het bestaan van endometritis, zal de kans op drachtigheid na inseminatie duidelijk zijn verminderd. Door het vreemde object in de vagina van de koe zouden ook apathogene bacteriën in de uterus terecht kunnen komen. Dat lijkt geen probleem te zijn. Maar in de uterus horen dergelijk bacteriën niet thuis. Ook die bacteriën kunnen daar een sta in de weg zijn voor het drachtig worden van de koe. Bestaat het vreemde object in de vagina van de koe uit organisch materiaal, dan is er allicht ook sprake van een rottingsproces in de vagina van de koe. In tegenstelling tot bij een vaginitis, is het in een dergelijk geval wel direct nodig om hiervoor een veterinair te consulteren.
N.B. Voor meer verdiepende informatie over steenvruchten is op deze website een speciale webpage aanwezig. Klik daarvoor op: deze link.