KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

RUNDVEE-INSEMINATIE

EN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


Het door een koe herhaaldelijk bespringen van de niet-tochtige koeien uit het koppel koeien.

Als een koe uit een koppel koeien een tochtige koe bespringt, dan kan die koe zelf óók weleens tochtig zijn. Het kan ook zijn dat zij dan zelf heel spoedig tochtig wordt. Of het kan zijn dat zij op "de tussentocht" zit. Maar als een koe uit een koppel koeien herhaaldelijk de niet-tochtige koeien bespringt, dan is zij normaliter tochtig. Tenminste voorzover zij niet nymphomaan (nymfomaan) is. Dit verschijnsel is, rekening houdende met de hiervoor genoemde beperkende voorwaarde, zó betrouwbaar dat dit als een van de drie meest betrouwbare tochtigheidssignalen wordt beschouwd. Het komt ook wel voor dat een koe de neiging vertoont om de andere koeien aan de kopkant te bespringen. De koe die dan door haar wordt besprongen, hoeft dan beslist niet tochtig te zijn. Dit gegeven is dus gelijk aan het bespringen van de niet-tochtige koeien. En het is daarmee ook een vrij betrouwbaar tochtigheidsverschijnsel.

Vanzelfsprekend bespringen koeien elkaar ook incidenteel weleens om andere redenen dan de voornoemde. Vanouds is bekend dat wanneer koeien in het voorjaar op zekere dag de wei in worden gelaten, nadat ze een hele winterperiode lang vastgebonden hebben gestaan, versterkt de neiging hebben om elkaar te bespringen. Het lijkt er dan op dat ze dit doen vanuit een sterk gevoel van welbevinden wat ze op dat moment ervaren. Uit ervaring weten de veehouders dat ze dan erg voorzichtig moeten zijn in de interpretatie van hun waarnemingen. In de loop van de dag neemt die euforie onder de koeien dan wel wat af. Het is dan ook beter om daar dan even op te gaan wachten. Ook ziet men weleens dat een koe een andere koe incidenteel bespringt om ruimte voor zich zelf te creëren. Bijvoorbeeld wanneer de koeien in een dicht aaneengesloten rij aan het voerhek staan te vreten en wanneer dan een andere koe daar nog tussen meent te moeten komen. Ook dat heeft niets van doen met tochtigheid.

Maar als er in een koppel koeien dan koeien zijn die echt tochtig zijn, waarom worden die dan niet door al de andere koeien besprongen? Dat kan men zich zeer terecht afvragen. Soms zijn er gewoon geen koeien in de koppel koeien aanwezig die lust hebben om met de tochtige koeien om te springen. In een ligboxenstal worden de koeien veelal in kleinere subgroepen opgedeeld. De kans dat er dan een andere koe in die groepjes koeien aanwezig is dit met de tochtige koe wil omspringen, is dan uiteraard kleiner. De lust om met de tochtige koeien om te springen, is bij de andere koeien nogal afhankelijk van het stadium van hun tochtigheidscyclus waarin zij verkeren. En een aantal koeien is vaak al drachtig. Drachtige koeien springen meestal niet mee met de tochtige koeien. En als ze dat wél doen, doen ze dat niet herhaaldelijk en op een minder opgewonden wijze. Sommige andere koeien zijn daarvoor niet gezond genoeg en sommige koeien zijn kreupel of ze hebben anderszins pijn. Weer andere koeien hebben angst om op de gladde vloer van een ligboxenstal met een tochtige koe om te springen.

Als koeien tochtig zijn bevonden omdat ze de niet-tochtige koeien hebben besprongen, worden zij na inseminatie relatief wel iets minder vaak drachtig dan koeien waarbij duidelijk stareflex is geconstateerd. Dit komt omdat het optimale tijdstip van inseminatie dan minder nauwkeurig kan worden ingeschat. Reeds tijdens "de voortocht" zijn koeien al geneigd om ook de niet-tochtige koeien te bespringen. Het komt daardoor vaker voor dat zij op een tijdstip in de tochtigheidscyclus worden geïnsemineerd waarop de kans op bevruchting nog niet optimaal is.

Tijdens de nachtelijke uren zijn de koeien ook veel meer in rust dan overdag. Dan heeft een tochtige koe ook vaak geen partner om met haar om te springen. Veehouders die 's nachts door de stal lopen, ontdekken dan ook relatief vaak de tochtige koeien aan het feit dat die koeien de rustende koeien lastig vallen door hun te bespringen. Het verhoogde activiteitenniveau van tochtige koeien valt 's nachts gewoon meer op dan overdag. Een koe waarbij de bronsthormonen toevallig vooral tijdens de nachtelijke uren het meest opspelen, is daardoor ook minder gemakkelijk te onderkennen aan de eventuele aanwezigheid van schuurplekken op haar kruis en/of haar staartbeen, dan bij koeien waarbij het hoogtepunt van de tochtigheid toevallig meer overdag plaatsvindt, het geval is. Door tot bedtijd alle lampen in de stal te laten branden, zal een veehouder in de avond meer tochtige koeien in de stal kunnen waarnemen. Overdag is een zelfde effect te bereiken door het daglicht volop in de stal binnen te laten komen. Wat dit alles betreft zal een veehouder ook gunstige effecten kunnen ervaren van het schoonmaken van respectievelijk de t.l.-buizen; de ramen en de dakplaten.

In veel oude stallen is de lichtsterkte 20 tot 40 lux, dit terwijl een koe beter functioneert bij een lichtsterkte van 150 tot 200 lux. Met het overdag en in de avonduren aanhouden van deze lichtsterkte, bereikt men:

In tegenstelling tot melkgevende koeien zijn droogstaande koeien wel gebaat bij wat minder sterke verlichting in de stal. Met name de hoogdrachtige koeien.


Wilt u meer informatie over rundvee-inseminatie en de vruchtbaarheidsproblematiek? Klik dan HIER voor het openen van de site www.ybema.org