KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

RUNDVEE-INSEMINATIE

EN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


De gevaren voor de mens bij het uitvoeren van artificiële inseminaties.

De koe is een dier wat in de loop van vele eeuwen verregaand gedomesticeerd geworden is. Dit is zo goed geslaagd, dat koeien tegenwoordig over het algemeen als erg makke dieren worden beschouwd. Toch kunnen koeien soms ook levensbedreigend gevaarlijke dieren zijn. Bij het uitvoeren van artificiële inseminaties bij koeien doen zich meerdere situaties voor waarbij men als mens gevaar voor ernstige, of minder ernstige, verwonding loopt. Dat gevaar wordt voor een deel veroorzaakt door de koeien waarmee en waar tussen men als inseminator werkt. Voor een ander deel wordt dat veroorzaakt door de behuizing waarin de meeste inseminaties worden uitgevoerd. En voor nog een ander deel wordt dat gevaar veroorzaakt door het materiaal waarmee men als inseminator werkt.

Wat dit laatste punt betreft: bij de inseminaties die bij koeien worden uitgevoerd, wordt over het algemeen gebruik gemaakt van diepvriessperma. Dit is sperma wat in min of meer inerte toestand ligt opgeslagen in vloeibare stikstof (N2). De temperatuur van vloeibare stikstof is erg laag. Het raakt aan de kook bij een temperatuur van -195,8 ºC (bij een standaard luchtdruk van 76 cm kwikkolom). Zolang stikstof vloeibaar is, heeft het dus bij die standaard luchtdruk een lagere temperatuur dan -195,8 ºC. Sperma kan in het koude milieu van de vloeibare stikstof, zonder noemenswaardig verlies van bevruchtingscapaciteit, jarenlang worden bewaard. Vloeibare stikstof is een cryogene vloeistof die de levensfuncties van de spermatozoa dermate reduceert dat het energieverbruik van die spermatozoa vrijwel nihil is. Het is echter wel nodig om er voor te zorgen dat men het niveau van deze cryogene vloeistof in de spermacontainer, in de gaten houdt. Want er vindt door verdamping beslist wel verlies van de vloeibare stikstof plaats. Bijvulling van de vloeibare stikstof is daarom van tijd tot tijd nodig. Vloeibare stikstof is een extreem gevaarlijk goedje. Bij verdamping van een aanzienlijke hoeveelheid vloeibare stikstof in een afgesloten ruimte, is er groot gevaar voor verstikking. Een liter stikstof kan tot 700 liter stikstofgas verdampen. Bovendien zal het stikstofgas, bij uitgieten over de vloer gaan kruipen. Vloeibare stikstof is namelijk zwaarder dan lucht. In laag gelegen gedeeltes van een gebouw, zal de concentratie van de aanwezige stikstof dus veel hoger zijn. Het grote gevaar van vloeibare stikstof zit ook in het feit dat het de, in een ruimte aanwezige zuurstof, zal gaan verdringen. In een afgesloten ruimte waar teveel vloeibare stikstof is verdampt, kan men nog maximaal viermaal normaal ademhalen. Daarna is het afgelopen! Niet voor niets heeft dit goedje de naam "stikstof" gekregen.

Stikstof is in gasvormige toestand reukloos. Door het reukzintuig kan men dus niet voor dit gas worden gewaarschuwd. Bovendien is stikstofgas kleurloos. Men kan het daarom niet zien. Dat is eigenlijk in grote tegenstelling tot wat men doorgaans ervaart wanneer men met vloeibare stikstof werkt. Als bijvoorbeeld bij het overgieten van vloeibare stikstof een kleine hoeveelheid het kookpunt van die vloeistof bereikt, wordt men de verandering van de aggregatietoestand gewaar aan de condensering van de waterdamp die in de lucht aanwezig is. Na verloop van tijd zal dat proces afgelopen zijn, namelijk als er in de omgeving van de uitstort van de vloeibare stikstof geen waterdamp meer aanwezig is om te kunnen condenseren. Men wordt dan niet meer als vanzelf geattendeerd op het vrijkomen van stikstofgas. Als er een te grote hoeveelheid stikstofgas vrijkomt, zal dit de zuurstof in de lucht doen verdrijven. Hierdoor gebeuren er gemakkelijk desastreuze ongelukken. Vloeibare stikstof die in een vat is opgeslagen, brengt ook explosiegevaar met zich mee. Bijvoorbeeld wanneer de temperatuur door brand te hoog oploopt. En bij brand is er bovendien het gevaar dat een dergelijk vat gaat scheuren, wat een plotselinge uitstroom van de vloeibare stikstof tot gevolg heeft. Met alle gevolgen van dien. Op leidingen waar doorheen vloeibare stikstof stroomt, kan de zuurstof uit de lucht gemakkelijk gaan bevriezen. Als er brand ontstaat, zal de op die leidingen aanwezige zuurstof de situatie veel sneller uit de hand doen lopen. Het gevaar van zuurstofverrijking, door het ontdooien van de zuurstof die op de leidingen aanwezig is, moet men vooral niet onderschatten. Krijgt men in een andere situatie een spat vloeibare stikstof in de ogen, of op de huid, dan zal dat verwonding tot gevolg hebben. Namelijk een verwonding die 'vrieswond' wordt genoemd en die vergelijkbaar is met een brandwond. Komt men in contact met meer dan enkele spatten vloeibare stikstof, dan zullen de wonden veel groter zijn. Wanneer men vloeibare stikstof over zich heen krijgt is het te koud om te kunnen verdragen. Als men met vloeibare stikstof werkt, moet men zich goed realiseren dat dit levensbedreigende risico's met zich meebrengt.

De uitvinding van de ligboxenstal heeft voor de behuizing van de koeien veel positieve gevolgen gehad. In een dergelijke stal hoeven de koeien tijdens de winterperiode niet meer voortdurend vastgebonden op stal te staan. Voor het welzijn van de koeien is dat ongetwijfeld een grote stap voorwaarts geweest. Maar dat niet alleen, voor de veehouder heeft deze uitvinding ook veel voordelen opgeleverd. Denk alleen maar eens aan de arbeidstechnische verlichting, die dat voor hem heeft meegebracht. Deze huisvestingsmogelijkheid voor koeien heeft echter niet alleen voordelen met zich meegebracht, maar beslist ook nadelen. Eén van de grootste nadelen van een ligboxenstal is het feit dat de mest en de urine van de koeien in een dergelijke stal er gezamenlijk, in de vorm van drijfmest, wordt opgeslagen in een mestkelder onder de stal. In die drijfmest vindt een natuurlijk, maar erg vervelend gistingsproces plaats, waar men zeer goed rekening mee zal moeten houden. Aan het gebruik van, en de omgang met, die drijfmest kleven nogal wat bezwaren. Voor de bemesting van de grond is dit een minder ideaal goedje dan de gier en de stalmest die in aanbindstallen door de koeien geproduceerd worden. Dat is goed bekend. Maar een ander groot nadeel ervan is ook het feit dat uit drijfmest een aantal verschillende gassen blijken voort te komen, die ieder voor zich problemen met zich meebrengen. Bij het vrijkomen van koolzuurgas (kooldioxide) en van methaangas uit de drijfmest "beperken" die problemen zich tot de nadelige effecten van die gassen voor het milieu. Maar bij het vrijkomen van drie andere gassen uit drijfmest moet men vooral ook rekening houden met de levensbedreigende invloeden die van die gassen uitgaat.

Het betreft dan de gassen ammoniak [NH3]; waterstofsulfide (zwavelwaterstof) [H2S] en waterstofcyanide (blauwzuurgas) [HCN]. Dit zijn alle drie giftige gassen, die onder bepaalde omstandigheden tot de plotselinge dood kunnen leiden van zowel mensen als dieren. Het levensbedreigende gevaar van deze laatst genoemde drie gassen doet zich vooral voor op het moment dat de drijfmest door de veehouder mechanisch wordt gemixt. Dat wil zeggen dat de bovenop de mest drijvende vaste substantie van de mest met een mestmixer door de dunne fractie van de mest heen wordt gemixt. Bij veehouders is het goed bekend dat zij tijdens het mixen van die mest moeten zorgen voor een goede ventilatie van de stal. In de praktijk komt dat er vaak op neer dat zij de beide grote schuifdeuren van de stal tegenover elkaar open gaan zetten. Maar soms is dat niet voldoende, bijvoorbeeld bij windstil weer. En soms worden hierbij fouten gemaakt. Een verkeerde volgorde van werkzaamheden kan dan desastreuze gevolgen hebben. Als inseminator moet men hier goed op bedacht zijn. De koeien die geïnsemineerd moeten worden, staan vaak in een hoek van de stal vastgebonden. En in de hoek van de stal blijven die giftige gassen vaak het langst hangen. Als de ammoniakgeur daar al te sterk is, of als er reeds dieren dood op de grond liggen, is het niet verantwoord om de betreffende inseminatie(s) toch nog uit te gaan voeren. Let wel: aan de geur van de ammoniak zal men na een tijdje gewend raken. Daarmee verliest dit zijn signaalfunctie. Ammoniak is niet alleen giftig, maar ook sterk irriterend voor de ogen en de slijmvliezen, van mens en dier. Een van de andere gassen, namelijk het zwavelwaterstof, heeft een nog veel meer penetrante geur. Dat merkt men wel op, zou men denken. Dat klopt ook wel, behalve in de omstandigheid waarin de concentratie van dat gas in de stallucht te hoog (vanaf 2000 ppm ) oploopt. Dit levensbedreigende gas uit drijfmest wordt dan reukloos. Zwavelwaterstof is zwaarder dan lucht, het blijft in de mestkelder hangen. En net als stikstofgas zal dit over de vloer kunnen gaan "kruipen". Dichtbij de vloer is het gevaar wat dat betreft het grootst. Valt men flauw op de grond neer, dan verergert het levensbedreigende risico van dat gas enorm. Met zwavelwaterstof is het dubbel oppassen, want het is niet alleen gevaarlijk giftig, maar ook nog brandbaar. Het blauwzuurgas, dat eveneens uit drijfmest vrijkomt, is voor veel mensen een reukloos gas. Dit is eveneens een zeer gevaarlijk gas. Het is duidelijk lichter dan zwavelwaterstof. Maar het probleem hiermee is wel dat het onder dezelfde omstandigheden uit de drijfmest vrijkomt, als waarop er ook zwavelwaterstof uit de drijfmest vrijkomt. Dit gas werd in het verleden wel gebruikt voor de excecutie van mensen. Deze gevaarlijke gassen kunnen ook, zonder dat de drijfmest wordt gemixt, uit de mestkelder opstijgen. Namelijk wanneer er veevoer in de mestkelder terecht komt. Uit de mestkelder stijgt tijdens het mixen ook het brandbare, maar voor de rest relatief ongevaarlijke, methaangas [CH4] op. Dit gas is eveneens kleurloos en in feite ook reukloos. Gelukkig wordt men door alle microbiële processen die plaatsvinden bij het ontstaan van mest, door het reukzintuig wel min of meer gewaarschuwd voor het vrijkomen van deze mix van gassen uit de drijfmest. Soms voelt men zich tijdens het verblijf in de stal licht in het hoofd worden. Op dat moment is niets meer zo belangrijk dan dat men zich met grote haast uit de voeten maakt. En als men dan toch beslist die stal weer in moet gaan, bijvoorbeeld om iemand te redden die reeds door de gassen dreigt te worden bedwelmd, dan zou men er in ieder geval eerst voor moeten gaan zorgen dat men de grote schuifdeuren van de stal opent. En dat men hulp van andere mensen inroept. Wordt men gewaar dat er iemand in een mestkelder of in een mestsilo om hulp roept, dan is het voor uw eigen veiligheid niet verantwoord om daarin te gaan afdalen. Tenminste niet zonder dat men een degelijk persluchtmasker heeft opgezet. LET WEL: het gebruik van een normaal gasmasker is ten enenmale onvoldoende in deze situatie. Uit een gierkelder, zoals die in het verleden voorkwam op bedrijven waar de koeien de gehele winterperiode stonden vastgebonden, kwam overigens ook waterstofsulfide vrij. Maar dan wel in veel lichtere concentraties.

Een ander zeer gevaarlijk stikstofgas wat op veehouderijbedrijven vrij kan komen, is het gas dat stikstofdioxide wordt genoemd en dat scheikundig met de afkorting NO2 wordt aangeduid. Dit gas kan zich blijken te kunnen hebben opgehoopt onder het afdekplastic, wat bij de silage van mais is gebruikt. Vooral tijdens de eerste twee weken na het afdekken van de geënsileerde mais, valt dit duidelijk waar te nemen. Door gasstuwing zal het landbouwplastic van de opgestapelde mais dan blijken te zijn opgezwollen. Ook aan de door dit gas veroorzaakte roodbruine walmen is dit gas te herkennen. Dit gas is zo gevaarlijk, dat mensen en dieren groot gevaar lopen wanneer zij zich in de buurt van een dergelijke maishoop ophouden.

Als men als inseminator in de ligboxenstal tussen de koeien loopt, komt men soms ook een stier tegen. Het is dan altijd schrikken. Dat is een onverantwoordelijke en levensgevaarlijke situatie. Door de veehouder wordt men niet altijd bijtijds op dat potentiële gevaar gewezen. En soms beseft een veehouder zelf ook niet goed hoe gevaarlijk deze situatie wel niet is. In een kudde koeien is een zekere hiërarchie aanwezig. Een stier, die in die kudde aanwezig is, bevindt zich vanaf een leeftijd van ± 2½ jaar aan de top van die hiërarchie. Dat wil niet zeggen dat een stier de leiding over de kudde heeft. Die taak is in feite weggelegd voor één van de oudere koeien uit de kudde. De stier zal de eigen positie van hiërarchie in stand trachten te houden. Daar moet men goed op bedacht zijn. Als men zich daar als mens tussen die kudde runderen ophoudt, zal men dan ook kunnen verwachten dat die stier ook tegenover u zijn positie binnen de kudde zal kunnen gaan verdedigen. Als een stier een aanval op u opent, zal de brute kracht waarmee dat gebeurt van dien aard zijn, dat u voor uw leven zult moeten vrezen. Kunt u niet bijtijds vluchten, ga dan op de grond liggen. Het liefst in foetushouding. Dit om uw vitale organen zo goed mogelijk te beschermen. Als u in die omstandigheid op de grond gaat liggen, zal de stier zijn belangstelling even voor u kunnen gaan verliezen. Maar zeker weten doet men dat niet, want het kan ook goed gebeuren dat de stier met zijn kop weggedraaid en met zijn borst op de grond leunend, een nog meer bedreigende houding aanneemt. Dit om te trachten zijn vermeende belager toch nog te grazen te nemen. In deze omstandigheid kan het ook gebeuren dat de stier zijn kop omlaag houdt, terwijl hij zijn rug strak houdt en zijn nek gebold. Als de stier zijn belager daarbij ook nog zijn zijkant toekeert, in een poging zichzelf zo groot mogelijk te doen lijken, is zijn agressie onmiskenbaar. Vooral als hij daarbij ook nog zeer bedreigend staat te brullen. En/of met één van de voorpoten in de grond gaat graven en daarbij aarde gaat opwerpen. Als een stier dit soort poses aanneemt, heeft men te maken met een zeer gevaarlijk teken van agressie van de stier. Pas in deze situatie erg op: want zodra u weer omhoog komt, zal de stier weer opnieuw en in alle hevigheid tot de aanval overgaan. Wacht dus net zolang tot hij ver genoeg uit de buurt is, om veilig te kunnen vluchten. Lukt dat niet, dan kunt u proberen hem tegen de ogen te gaan schoppen en/of tegen de bek. Ook kunt u proberen hem stront in de snuit te smeren. Of de armen breed uit te spreiden en veel kabaal te maken. Dat zijn tenminste handelswijzen waarmee men agressieve koeien betrekkelijk goed op afstand zou kunnen weten te houden Maar let wel, alles wat bij aanvallende koeien nog wel eens wil helpen, is niet meteen succesvol bij aanvallende stieren.

Als u weet dat er zich een loslopende stier in de stal bevindt, ga dan niet de stal binnen als u niet zeker weet dat de stier niet bij u kan komen. Het zou kunnen zijn dat de betreffende veehouder dan tegen u zegt dat u geen gevaar loopt, dit omdat het volgens hem om een makke stier gaat. Laat u dan toch niet ompraten en blijf bij uw standpunt dat u zich voor uw eigen veiligheid niet in dezelfde ruimte als de stier wilt gaan begeven. Het zijn namelijk juist de makke stieren die wat dat betreft worden onderschat.

Eén van de subtiele tochtverschijnselen, is het verschijnsel dat koeien tijdens hun tochtigheid iets agressiever zijn dan normaal het geval is. Die agressiviteit kan zich uiten naar de andere koeien toe, maar evengoed ook naar mensen toe. In veel gevallen zal men niet veel van dit verschijnsel merken bij tochtige koeien, maar in bepaalde andere gevallen is dit wel overduidelijk zichtbaar. Men zal hier dan ook goed op verdacht moeten zijn. Ten eerste om hierdoor nog beter de tochtige koeien te kunnen onderkennen, en ten tweede ook om er rekening mee te houden in verband met de eigen veiligheid als men als mens in de stal, of in de wei, aanwezig is.

Soms kan men gewaar worden dat een bepaalde koe u erg staat aan te kijken en dat zij daarbij haar kop naar beneden buigt. En dat zij ook nog eens haar oren naar achteren steekt. In dat geval moet men goed opletten. Want dan heeft men te doen met een duidelijk teken van agressieve geneigdheid bij die koe. Als die koe zich bovendien niét door u laat verjagen, is het zondermeer oppassen geblazen! Want men kan dan van doen hebben met een koe die geneigd is om mensen aan te vallen. Zij kan dat doen omreden dat zij pas kort geleden heeft afgekalfd. En dat zij dit doet vanuit haar natuurlijke drift om haar kalf te beschermen. Of zij kan dat doen doordat haar als kalf een verkeerd gedrag is aangewend door spelende kinderen. Daardoor is zij die kinderen dan als kuddegenoten gaan zien. Of zij kan dat doen vanuit haar veranderde gedrag door tochtigheid. Met het verschijnsel dat een koe zich niet laat verjagen, moet men goed oppassen. Want net als stieren zijn ook koeien beslist wel in staat om mensen lelijk te verwonden, of zelfs te doden. Meestal wanneer een koe zich niet laat verjagen, is er sprake van een tochtigheid, die op handen is. Zij vertoont dan in feite stareflex. En die stareflex uit zij in dat geval ook tegenover mensen. Maar men moet het normale gedrag van die bepaalde koe in feite erg goed kennen om te beoordelen of dit werkelijk een tegenover mensen geuite stareflex betreft, of dat dit gedrag eigen is aan het gedrag van die bepaalde koe. Als een dergelijke koe staat te herkauwen en als zij daarmee ook gewoon doorgaat, terwijl men zonder succes probeert om haar te verjagen, dan heeft men allicht niet met een gevaarlijke koe van doen, maar allicht wel gewoon met een tochtige koe. Doet het geval zich voor dat zich vlak bij de te insemineren koe een andere tochtige koe bevindt, die beslist niet tot de aanval lijkt te zullen overgaan, dan is er nog wel een ander gevaar aanwezig. Namelijk het gevaar dat die andere tochtige koe u als mens voor een koppelgenoot aanziet en dat die koe vervolgens op u gaat springen. Dit is daarom gevaarlijk, omdat het gewicht van een koe voor een mens te groot is. Een mens kan een dergelijk gewicht nu eenmaal niet dragen en er is dan ook ernstig gevaar aanwezig voor het ontstaan van rugkneuzingen bij u als mens.

Voor koeien die ons als mensen dreigen aan te vallen, kan men beter maar op de loop gaan. Van een agressieve koe moet men beslist niet proberen te winnen. Dat zal men in de meeste gevallen gaan verliezen. Bij zulke koeien is een klap, of een schop, voor de kop van die koe van geen enkele invloed. Dat werkt zelfs averechts, omdat dat juist de agressie bij die koe zal vergroten. De enige mogelijkheid die men in een dergelijke situatie heeft om te proberen de koe met een klap te doen afschrikken, is wanneer men met een flinke stok een klap op één van de ogen van de koe zou uitdelen. Maar het uitdelen van een dergelijke gerichte klap is niet eenvoudig. En voor het dierenwelzijn is het ook eigenlijk niet gepast om zich als mens op die manier tegenover een dier te gedragen. En bovendien moet men dan ook maar net toevallig een flinke stok in de hand hebben. In de praktijk heeft men dan ook meestal geen goede mogelijkheid om zich tegen een dergelijke agressieve koe te verweren. In een zodanig geval moet men er vooral goed op letten dat men niet tussen die koe en een muur, of een ander obstakel, in komt te staan. Dat is levensgevaarlijk! Men zal vooral moeten proberen te voorkómen dat men ribkneuzingen oploopt, omdat dat in een dergelijke situatie erg gevaarlijk kan zijn. Een longperforatie is dan immers al gauw het gevolg. Mocht het gevaar zich voor doen dat men door een dergelijke koe tegen een muur of tegen een ander obstakel dreigt te worden gedrukt en mocht men geen uitweg meer zien, dan kan men zich in een dergelijke situatie maar beter op de grond laten vallen. De betreffende koe zal dat als een overwinning gaan ervaren. En zij zal, veel eerder dan anders het geval is, haar neiging tot aanvallen gaan staken.

Koeien waarmee onder normale omstandigheden niks aan de hand is, kunnen dus onder bepaalde omstandigheden verworden tot levensgevaarlijk agressieve creaturen. Zoals hierboven ook reeds is aangegeven, kan dit onder andere slechts een gevolg zijn van het feit dat die koeien tochtig zijn. Het kan ook een gevolg zijn van het feit dat zij hun kalf willen verdedigen. Koeien die pas kort geleden hebben afgekalfd, kunnen door koorts ook tot een dergelijk onvoorspelbaar gedrag komen. Deze hier genoemde, gevaarlijke, koeien zullen hun agressie vaak ook tegenover de veehouder zelf vertonen. Zodat in veel gevallen de veehouder wel reeds van te voren aandacht aan dat gevaar zal hebben geschonken. Een andere categorie van gevaarlijk aanvallende koeien vertoont dit gedrag echter vaak niet tegenover de veehouder zelf. Dat is de categorie van koeien die geneigd is om mensen aan te vallen om reden dat zij mensen min of meer als koppelgenoten beschouwen. Zulke koeien vallen de mensen waarschijnlijk slechts aan om hun rang in het koppel koeien te gaan vastleggen. Dat is echter beslist niet minder gevaarlijk dan wanneer zij dit om een meer geëigende reden zouden doen. Dit merkwaardige gedrag vindt in een dergelijk geval vaak zijn oorzaak in het feit dat zulke koeien als kalf aan een tuier op het boerenerf vastgebonden hebben gestaan. En dat in die situatie bepaalde kinderen dan veel met een dergelijk kalf hebben "gespeeld". Blijkbaar beschouwt een dergelijk kalf de veehouder zelf als hogere in rang onder de koppelgenoten. Maar anderen, hetzij kinderen, hetzij volwassenen, worden door een dergelijk kalf dan niet beschouwd als koppelgenoten die hoger in rang zijn dan zij zelf. Voor een koe met een gedragsstoornis als gevolg van dit genoemde feit moet men ook terdege oppassen. Vaak zelfs nog meer dan voor de andere koeien met agressieve neigingen. Omdat het in dit geval gaat om koeien waarvan aan de veehouder vaak niet bekend is dat zij die neiging vertonen. Het betreft in dit geval namelijk koeien die zich, tegenover de veehouder zelf, opvallend mak gedragen. Koeien die dit agressieve gedrag slechts tegenover anderen dan de veehouder zelf vertonen, zijn uitermate gevaarlijk. De aanvallen van dergelijke koeien komen dan immers voor iedereen erg onverwacht. Dat maakt, dat men als inseminator juist door de aanwezigheid van dit soort agressieve koeien in het koppel koeien betrekkelijk veel gevaar loopt. Hang bij een aanval beslist niet de held uit, want net als van een stier kan men ook van een koe in die omstandigheid het gevecht niet winnen.

Sommige koeien zijn korte tijd voorafgaande aan de inseminatie erg geschrokken en zijn daardoor erg nerveus geworden. Sommige andere koeien zijn van nature erg nerveus. De lichaamsbewegingen worden door een nerveuze koe zo plotseling en zo snel uitgevoerd, dat men veel minder tijd heeft om de altijd aanwezige, gevaarlijke situaties te vermijden. Een nerveuze koe zal veel frequenter heen en weer gaan zwenken dan een niet-nerveuze koe. Ze zal heftig met haar kop kunnen gaan bewegen. Ze zal ineens los kunnen breken. Ze zal plotseling onder een obstakel door kunnen gaan kruipen, ofwel over een obstakel heen kunnen gaan springen. Een nerveuze koe blijkt in het weiland erg lang te kunnen gaan rondrennen. De kans dat ze struikelt, ofwel van vermoeidheid omvalt, is dan groter. Komt men als mens geheel, dan wel gedeeltelijk, onder een vallende koe terecht, dan zal men gewaar kunnen worden dat het gewicht van een koe voor een mens gevaarlijk hoog is. Een nerveuze koe die in het nauw gedreven is, en die geen andere uitweg meer ziet, kan een mens ook gaan aanvallen. Het insemineren van nerveuze koeien brengt altijd nogal wat risico's met zich mee. Daarom zal men hieraan voorafgaand altijd eerst moeten proberen om een dergelijke, nerveuze koe enigszins te gaan kalmeren. Dit doet men door die koe eerst op voorzichtige wijze bij haar schouderwervels aan te gaan raken. Als zij dit accepteert, kan men het aanrakingsvlak bij haar schouder gaan uitbreiden. Als het geen persoonlijk gevaar oplevert, kan men ook enkele minuten met de rugzijde tegen haar schouder aan gaan staan. Dit zal een dergelijk koe behoorlijk kunnen gaan kalmeren. Langzaamaan strijkt men vervolgens met de hand vanaf de schouder over haar wervelkolom naar achteren toe. Op zeker moment zal zij niet al te zeer meer gaan schrikken als men haar staart beetpakt en achter haar gaat staan. De inseminatie zal vervolgens vaak wel op verantwoorde wijze kunnen worden uitgevoerd. En de kans op bevruchting van de koe zal dan ook kunnen gaan toenemen. Een lichamelijk gestresste koe zal een hogere hartslag hebben, en zij zal gaan zweten. De gameten zijn daar gevoelig voor. Een dergelijke koe zal meer van de hormonen Cortison, Adrenaline en Noradrenaline in haar bloedbaan hebben afgescheiden. De bloedtoevoer naar haar geslachtsorganen zal dan verminderen. En de contracties van de tubae uterinae en de uterus zullen dan worden worden tegengegaan door de belemmering van de afgifte van het hormoon oxytocine. Bij een koe die gedurende de uitvoering van de inseminatie erg schrikt, zal men gewaar kunnen worden dat de passage van de cervix minder goed, of slecht, wordt. Onder die omstandigheid is het uitvoeren van een intra-uterine inseminatie bij die koe niet meer verantwoord. En ook daarmee neemt haar kans op een succesvolle bevruchting af.

Overigens moeten ook beslist niet alle koeien, die zich tegen een inseminatie verzetten, als nerveuze en/of geschrokken koeien worden beschouwd. Soms is een dergelijke koe gewoon niet tochtig. Als men als inseminator geconfronteerd wordt met een koe die zich niet gemakkelijk laat insemineren, moet men zich altijd meteen eerst afvragen of de te insemineren koe wel echt tochtig is. Een niet-tochtige koe vertoont normaliter geen stareflex. Dat betekent dat zij in die situatie van nature niet bereid is om een eventuele dekking toe te laten. Maar er bestaan altijd grote individuele verschillen in gedrag tussen de ene en de andere koe, en het weigerachtige gedrag van een niet-tochtige koe is vaak zo subtiel, dat het nu eenmaal niet meevalt om de gedragingen van koeien altijd en overal op de juiste wijze te interpreteren. Wanneer men een koe tegenkomt die het laten uitvoeren van de inseminatie lijkt te willen verhinderen, dan blijkt die koe relatief vaak drachtig te zijn. Blijkbaar verzetten drachtige koeien zich overtuigender tegen het uitvoeren van de inseminatie dan niet-tochtige, guste koeien. Dat doen zij bijvoorbeeld door tijdens de inseminatie met de kont heen en weer te gaan wiebelen. Drachtige koeien zijn overigens in hun gedrag in het algemeen ook wat agressiever dan guste koeien.

Soms krijgt men als inseminator ook te maken met koeien die erg aanhankelijk zijn. Koeien dus die te lief zijn! Voor zulke koeien moet men vaak erg oppassen. Dit omdat zulke koeien de mensen nogal eens als kuddegenoten beschouwen. En dat ze dus gaan stoten (met hun kop) om hun hiërarchie over mensen te bewijzen. Maar ze kunnen dit ook tijdelijk doen in verband met het feit dat ze tochtig zijn.

Soms krijgt men als inseminator met een bijzonder wilde koe te maken. Als die koe staat vastgebonden en als men haar ondanks haar wilde gedrag toch zal moeten gaan insemineren, dan helpt het vaak om een dergelijke koe een zak voor de ogen te gaan binden. Zolang een dergelijke zak voor de ogen van de koe zit, zal die koe aanzienlijk rustiger blijken te zijn geworden. Als de veehouder erbij aanwezig is, heeft deze vaak de neiging om zijn vingers bij een dergelijke koe in de neusgaten te gaan stoppen. Voor een goede kans op een succesvolle bevruchting is dat echter niet goed. De koe zal daar erg nerveus van worden. De veehouder doet er in een dergelijk geval beter aan om de staart van de koe even goed op te gaan tillen, namelijk zodanig dat deze bij de staartwortel zal gaan ombuigen. Bij koeien die herhaaldelijk gevaarlijk achteruit schoppen, kan men eventueel een spanbeugel gaan aanbrengen. Met een spanbeugel zet men de heup op slot, zodat de koe niet meer kan gaan schoppen.

Eénjarige koeien (pinken) die voor het eerst worden geïnsemineerd, gaan soms buitengewoon nerveus te keer. Normaliter zullen die pinken niet drachtig zijn. Drachtigheid kan dus meestal wel als veronderstelde oorzaak van hun afwerende gedrag worden uitgesloten. Wel kan het zijn dat een pink kort tevoren ergens erg van is geschrokken, of dat zij van nature erg nerveus is. Maar in de meeste gevallen dat men te maken krijgt met een dergelijke zich nerveus gedragende pink, is de oorzaak van haar gedrag gelegen in het feit dat zij voor de eerste keer staat vastgebonden. Bij sommige veehouders worden de jonge dieren voor de allereerste keer door vastbinding in hun bewegingen beperkt op het moment dat ze voor de eerste keer moeten worden geïnsemineerd. De kracht en souplesse waarmee ze daartegen verzet bieden, is van dien aard dat men als inseminator erg moet oppassen dat men niet met een lichaamsdeel beknelt raakt tussen de pink en het een of andere obstakel. De kans dat het dier onder die omstandigheden na inseminatie drachtig wordt, is niet bijster groot. Niet alleen omdat het dier dan niet de voor bevruchting gewenste hormonen in haar bloed zal weten af te scheiden, maar ook omdat het onder die omstandigheden voor een inseminator niet meevalt om een perfecte inseminatie uit te voeren. Een veehouder doet er dan ook beter aan om dergelijke jonge koeien op een eerder moment eens gedurende vrij lange tijd vast te gaan binden. Het dier zal er dan later meer aan gewend zijn. Vooral wanneer men een dier voor de eerste keer met haar kop aan het één of andere object vastbindt, zal het daar enorm aan moeten wennen.

Het insemineren van koeien brengt beslist een flink aantal risico's op verwonding met zich mee. Gelukkig zijn lang niet alle veiligheidsrisico's van levensbedreigende aard. Er zijn genoeg veiligheidsrisico's die niet dermate ernstig zijn. Enkele daarvan zijn hierboven reeds vermeld, omdat zij in direct verband staan met de levensbedreigende veiligheidsrisico's. De andere veiligheidsrisico's die men loopt bij het insemineren van koeien en waarbij de gevolgen zich "slechts" beperken tot verwonding van de persoon die de inseminatie uitvoert, zijn de volgende: