KLIK HIER VOOR INFORMATIE |
RUNDVEE-INSEMINATIEEN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN |
CLICK HERE FOR |
Bij het voetbalspel kan men het verschijnsel zeer frequent waarnemen. Het verschijnsel namelijk dat iemand tijdens een bepaalde wedstrijd zo goed in het spel blijkt te zitten, dat bijna alles hem lukt. Terwijl die zelfde persoon er tijdens een andere wedstrijd helemaal niets van maakt. Zo goed als hij het bij de ene wedstrijd deed, zo slecht doet hij het soms bij een volgende wedstrijd. Al zijn kunsten en zijn leuke trucs lijken tijdens die wedstrijd als sneeuw voor de zon te zijn verdwenen. "Hoe komt dat toch?", vraagt men zich dan af.
Als antwoord op die vraag, zegt een voetballer dan vaak dat hij wel of niet gevoel voor de bal had. Zijn haptische waarneming van de bal is dan dus niet bij iedere wedstrijd gelijk. Tijdens de ene wedstrijd heeft hij het juiste gevoel voor de bal blijkbaar wel, en tijdens de andere wedstrijd niet. Hoe kan dat? Waarom heeft een voetballer dat gevoel voor de bal niet tijdens iedere wedstrijd in dezelfde mate? Je zou toch verwachten dat het specifieke talent dat een dergelijke voetballer tijdens die ene wedstrijd vertoont, niet opeens bij de volgende wedstrijd verdwenen kan zijn?
Bij het insemineren van koeien doemen ook dit soort vragen op. Ook als inseminator heeft men dagen waarop men het juiste gevoel voor het werk niet heeft. Zelfs een zeer ervaren inseminator kan daarmee worden geconfronteerd. Ook hij heeft dan op zekere dag niet het juiste gevoel voor zijn werk. De grote vraag is voor hem dan ook, hoe dat toch komt. Wat is toch de reden voor het verschijnsel dat men als inseminator soms het juiste gevoel voor het inseminatiewerk ontbeert.
Een voetballer kan niet steeds naar de bal kijken. Hij moet opletten waar hij loopt. Hij moet letten op de andere spelers in het veld. En hij moet de strategie om te gaan winnen, goed in de gaten houden. Dat is allemaal behoorlijk complex. Temeer omdat hij de bal ook nog goed moet aannemen, moet meenemen en moet afspelen. Er blijft voor hem niet veel tijd over om naar te bal te kijken. De meeste tijd weet hij op gevoel wel waar de bal zich bevindt.
Bij een inseminator speelt iets dergelijks. Met dit verschil, dat een inseminator in het geheel niet kan kijken waar "de spreekwoordelijke bal" zich bevindt. De plaats van de pistolet is tijdens het inseminatieproces niet zichtbaar. Als inseminator moet men het werk geheel op zijn gevoel doen. En de ene dag heeft men nu eenmaal meer gevoel voor de pistolet dan op de andere dag. Een voetballer zegt vaak dat het heel veel uitmaakt hoe men "de eerste bal" raakt.
Die zelfde ervaring heeft men als inseminator ook. Als de eerste koe die men op een bepaalde dag insemineert bijvoorbeeld een afwijking aan haar geslachtsapparaat heeft die de inseminatie erg bemoeilijkt, dan heeft men daar bij de volgende inseminaties op die dag vaak nog min of meer last van. Een koe met een dergelijke afwijking moet men vaak op een andere wijze gaan insemineren, dan de andere koeien die men op die dag gaat insemineren. Maar het gevoel voor de juiste wijze van insemineren van die andere koeien, krijgt men dan soms maar moeilijk terug. Dat betekent niet dat die koe na die inseminatie niet drachtig zou kunnen worden. Maar de kans op het maken van inseminatiefouten is dan wel groter.
Als de voetballer in het begin van de wedstrijd "zijn eerste bal" voor de voeten krijgt, kan het mis gaan. Misschien let hij even niet goed op. Of misschien komt de bal hem uit een moeilijke hoek toegespeeld. Of misschien glijdt hij even uit. Of misschien raakt hij de bal net niet op de juiste manier. Dat lijkt allemaal niet veel uit te maken. De wedstrijd duurt nog lang, hij heeft nog kansen genoeg om het later beter te doen. Maar het vreemde is, dat die ene verkeerde actie hem blijft hinderen. Het is net of zijn spieren de besturing van die eerste bal herinneren. En dat ze vervolgens geneigd zijn de bal opnieuw op die minder goede manier te sturen. Die man zit niet goed in de wedsrijd, zegt men dan wel.
Het "geheugen" van de spieren, en dan met name de spieren die voor de fijne motoriek zorgen, veroorzaakt blijkbaar ook dat een inseminator moeite heeft om de handelingen voor het inseminatieproces die dag op de meest goede manier uit te voeren. En dat is op zijn zachtst gezegd, wel vreemd. Want een inseminator die dagelijks dezelfde basishandelingen in het bekken van de koe uitvoert, zou daar toch eigenlijk geen problemen mee moeten hebben. En toch is dat soms wel het geval. Natuurlijk krijgt hij het sperma meestal wel in de baarmoeder van de koe, maar de kans op het maken van inseminatiefouten is dan groter. Die fouten zijn meestal vrij subtiel. Het percentage koeien wat drachtig wordt van de inseminaties op die dag, zal waarschijnlijk slechts weinig lager zijn. Maar het kan beter! De veehouder wordt er door geschaad, als het niet goed wordt uitgevoerd.
"Maar valt daar wel iets tegen te doen"?, zult u allicht vragen. Ja, dat kan wel! Maar dat zal niet altijd slagen. Bij de volgende inseminaties zal men die dag in eerste instantie al de inseminatiehandelingen heel bewust moeten gaan uitvoeren. Men moet dan heel erg oppassen dat men dit dan niet vanuit een automatisme doet. Als men er goed aan denkt om die handelingen stuk voor stuk bewust op de meest juiste manier te doen, en als die inseminaties dan vervolgens goed worden uitgevoerd, krijgt men op zeker moment weer het goede gevoel voor de inseminatiehandelingen terug. Het grote probleem hierbij is dat men er op het juiste moment aan moet denken om die handelingen niet vanuit een automatisme uit te voeren. Vergeet men dat, dan zal blijken dat men de neiging om dezelfde fout te gaan maken, niet heeft weten te onderdrukken. Het is moeilijk om "de herinnering" van de spieren aan de uitgevoerde handelingen bij de voorgaande inseminatie te negeren. Maar het kan wel, als men ze maar een aantal keren bewust weer op de meest gewenste wijze uitvoert.
Als men zich op een dergelijk moment realiseert dat men de cervix voorafgaande aan de eigenlijke inseminatie niet naar zich toe moet trekken, maar juist van zich af moet duwen (richting de kop van de koe) is er al veel gewonnen. Een ervaren inseminator haalt de cervix van de koe nog even enige malen heen en weer, alvorens tot penetratie van het geslachtsapparaat van de koe over te gaan. Bovendien trekt hij nog even met de andere hand, dan de hand die in de endeldarm van de koe aanwezig is, de handschoen van die andere arm nog even strak aan. Dit met als doel te voorkómen dat hij bij de inseminatie door het opkrullen van de handschoen zal worden gehinderd. Het naar voren (richting de kop van de koe) duwen van de cervix kan hij doen door de cervix in de volle vuist te nemen, maar hij kan het ook doen door de duim op de externe baarmoedermond te leggen, om aldus de cervix naar voren te duwen. Deze laatste wijze van doen is het meest geschikt, omdat men aldus (in het bekken van de koe) goed met de beide langste vingers de interne baarmoedermond kan vinden.
Met het voorafgaande aan de inseminatie heen weer halen van de cervix, bevordert men het gemak waarmee men even later de inseminatie kan uitvoeren. Maar met die handeling kan men soms ook de uitstroom uit de schede realiseren van eventueel erin opgehoopt vocht, bij een koe met een urovagina (let er daarbij wel op dat men wat wijdbeens gaat staan, opdat dat schedevocht dan niet in de eigen laarzen terecht komt). En bij koeien met veel in de schede aanwezig schedeslijm, kan men ook nog eens de uitstroom van een zekere hoeveelheid van dat schedeslijm realiseren. Het handige daarvan is, dat men even een vluchtige blik op de aard van dat schedeslijm kan gaan werpen (dit o.a. in verband met eventueel erin aanwezige ontstekingsresten).
Onder inseminatoren is het vanouds een bekend gegeven dat het uitvoeren van extra handelingen in het bekken van de koe, sterk verstorend werkt op het in stand houden van het juiste inseminatiegevoel. Het uitvoeren van een drachtigheidsonderzoek bij de koe kan een dergelijke verstoring gemakkelijk veroorzaken. Vooral als bij een dergelijk onderzoek de baarmoeder betrekkelijk groot is en men haar naar zich toe moet gaan trekken voor het uitvoeren van de palpaties.