KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

RUNDVEE-INSEMINATIE

EN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


De natocht, die volgt op de staande tocht.

De natocht is na de periode van staande tocht, de periode in de cyclus van de koe waarin de koe niet meer zal blijven staan als zij door een stier of door een andere koe wordt besprongen, maar waarin zij wel verschijnselen vertoont die met haar tochtigheid in verband staan. Een heldere definitie van de natocht dus! Maar in de dagelijkse praktijk van de veehouderij heeft men er niet al teveel aan. Want niet bij iedere tochtige koe wordt stareflex waargenomen. Zodat men ook niet in alle gevallen kan weten wanneer de natocht precies een aanvang heeft genomen.

Wel zijn er door de veehouder ook een aantal andere verschijnselen bij de koe waar te nemen waardoor men in ieder geval het vermoeden kan hebben dat de periode van natocht bij de koe is begonnen. Dat is de volgende combinatie van verschijnselen: hoewel een koe tijdens de natocht geen stareflex zal vertonen, zal zij nog wel springneigingen kunnen blijken te vertonen. En zij zal bovendien nog wel versterkt kunnen blijken te loeien. De kleur van de vulva zal niet meer zo intens rood zijn. En de mucosa van het vestibulum zal weer normaal roze van kleur zijn. En verder zullen de beide schaamlippen (het vaarzel of het bunt) er minder geprononceerd uit zien. De afscheiding van tochtslijm is tijdens de natocht veel geringer. En soms kan men de koe al enigszins zien afbloeden.

Bij een koe die op de natocht zit, is de bevruchtingskans na inseminatie gemiddeld vrij hoog. Dit zou veehouders kunnen doen besluiten om alle koeien niet eerder dan tijdens de natocht te laten insemineren. En om dus geen inseminaties meer tijdens de staande tocht uit te laten voeren.

Maar dan moet men zich wel goed realiseren dat de gemiddelde kans op bevruchting slechts tijdens de eerste helft van de natocht (tot max. 6 uur in totaal) iets hoger zou kunnen zijn dan tijdens de staande tocht. En dat zal dan niet veel meer verschil dan 1 à 2 procent opleveren. En omdat van tevoren niet kan worden geweten hoe lang de natocht bij een individuele koe zal gaan duren, weet men ook niet hoe lang de eerste helft van de natocht zal gaan duren. Dat brengt een dergelijke mate van onzekerheid in die beslissing, dat men die maar beter enigszins zou kunnen vermijden.

Bovendien: iedere veehouder heeft doorgaans wel enkele koeien die extreem lang tochtig zijn, maar ook enkele koeien die extreem kort tochtig zijn. Als bij de koeien die extreem kort tochtig zijn de ovulatie ook eerder optreedt, zullen juist die koeien een nogal sterk verlaagde kans op bevruchting hebben. Bij koeien die extreem lang tochtig zijn, geldt dan allicht het tegenovergestelde. Die koeien worden dan minder goed drachtig als men de gewoonte heeft om de koeien alleen tijdens de staande tocht te laten insemineren. Maar in de praktijk is dat geen reëel probleem. Want zulke koeien laten zich doorgaans goed gelden. Meestal is het wel goed duidelijk welke koeien op zeker moment te lang tochtig zijn. Bij zulke koeien kan dan eenvoudig nog een extra inseminatie op een later moment worden uitgevoerd.

En verder: veehouders die de gewoonte hebben om de koeien altijd op een laat moment tijdens de natocht te laten insemineren, klagen later nogal eens over het feit dat er in verhouding tot het aantal stierkalveren zo opvallend weinig koekalveren worden geboren. Hoewel tot nu toe uit onderzoeken niet zou zijn gebleken dat de sekse-ratio significant wordt beïnvloed door het tijdstip van insemineren, zou men "het paard achter de wagen blijken te hebben gespannen" als dit later wel degelijk van invloed zou blijken te zijn geweest. Kunstmatige inseminatie van de koeien is een middel ter verbetering van de veestapel. En die veestapel bestaat voor het overgrote deel uit koeien. Als er door de inseminaties in de late natocht in verhouding teveel stierkalveren zouden worden geboren, dan zou dat ook om die reden geen goede werkwijze zijn. Het zijn immers meerendeels de koekalveren die voor vervanging van de veestapel moeten zorgdragen.

De sekse-ratio, waarvan bij koeien gewoonlijk sprake is, lijkt tot nu toe vrijwel alleen onderhevig te zijn aan de wetten van het toeval. Toch is hierbij geen sprake van een normale verdeling zoals die is beschreven door de Duitse wiskundige Carl Friedrich Gauss. Die normale verdeling van Gauss is in een grafiek zuiver klokvormig. De sekse-ratio, welke overigens ook wel geslachtsratio wordt genoemd, is bij koeien normaal gesproken echter 105:100. Dat betekent in ieder geval dat er een factor in het spel is die veroorzaakt dat de normale verdeling in afwijkende zin wordt beïnvloed. De sekse-ratio onder runderen kan in een bepaald seizoen echter door de wetten van het toeval ook sterk afwijken van de ratio 105:100. Het aantal koeien op de bedrijven is immers zo gering dat het toeval hierop van grote invloed is.

Er zijn wel registraties gedaan waaruit zou blijken dat de sekse-ratio ten faveure van de geboorte van stierkalfjes zou kunnen worden beïnvloed, voorzover men structureel alleen in de natocht van de koeien de inseminaties gaat uitvoeren. Het probleem daarbij is, zoals ook hierboven al is aangegeven, dat men als veehouder over het algemeen juist de voorkeur geeft aan de geboorte van koekalveren en niet aan de geboorte van stierkalveren. Ook om die redenen zou het dan beter zijn om niet structureel alleen maar in de periode van de natocht te gaan insemineren.

N.B. Wat de koeien betreft die aan de nageboorte zijn blijven staan, moet men zich goed beseffen dat het 'Not Done' is om de nageboorte met kracht te gaan verwijderen, want dan zal men de wand van de baarmoeder van binnenin ongetwijfeld gaan beschadigen. En dan duurt het herstel van de koe na het afkalven evident langer. In een erg uitzonderlijk geval kan men de nageboorte van de koe wel gewoon lostrekken. Dan is het net of men een handdoek, die losjes over de waslijn hangt, van die waslijn aftrekt. In die situatie is er sprake van een zeldzaam vóórkomende, fysieke afwijking bij de koe.

N.B. Van koeien die na de normale tochtigheidsduur nog lang en op een opvallende wijze loeien, krijgt men de indruk dat zij lang tochtig zijn. Maar aan het feit dat zij daarna wel op de gebruikelijke tijd blijken af te bloeden, kan men dan gewaar worden dat zij niet werkelijk te lang tochtig zijn geweest.


Wilt u meer informatie over rundvee-inseminatie en de vruchtbaarheidsproblematiek? Klik dan HIER voor het openen van de site www.ybema.org