KLIK HIER VOOR INFORMATIE |
RUNDVEE-INSEMINATIEEN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN |
CLICK HERE FOR |
Wat de tochtigheidswaarneming betreft, kan men ook gaan letten op het aanzien van de geslachtsorganen van de koe. Tijdens de periode waarin de koe tochtig is, zien de geslachtsorganen van de koe er anders uit dan wanneer zij niet tochtig is. Het aspect van de geslachtsorganen is dan typerend anders. Dit tochtverschijnsel kan beslist van waarde zijn bij de tochtigheidswaarneming van de koeien. Maar door de vele haken en ogen die er aan de waarneming van dit verschijnsel kleven, is het niet veel meer dan een subtiel tochtigheidsverschijnsel. Dat wil zeggen, dat het slechts na nauwkeurige beschouwing en beoordeling te begrijpen is.
De kling vormt de afsluiting van het geslachts- en urineapparaat met de buitenwereld. De vulva-spleet en de vulva in zijn geheel zien er bij een tochtige koe normaal gesproken iets opgezwollen uit. De vulvalippen (labiae) zijn dan geprononceerd aanwezig. Daardoor wordt de aandacht er in sterkere mate op gevestigd. Tijdens de tocht neemt de doorbloeding van de vulvalippen toe. Hierdoor kunnen de vulvalippen er aan de buitenkant ook rood doorbloed en iets gezwollen uitzien. Bij een tochtige koe liggen de labiae aan de onderkant niet echt tegen elkaar aan, zoals dit bij een niet-tochtige koe wel het geval is. Deze symptomen zijn echter dermate subtiel, dat men dit bij een individuele koe niet gemakkelijk opmerkt. Maar wanneer de koeien in een rij in het voerhek staan, kan men aan dat gegeven wel enige houvast hebben. Want juist dan valt het verschil in het uiterlijk van de vulvalippen tussen tochtige en niet-tochtige koeien beter op.
Bij het beoordelen van het uiterlijk van de vulvalippen van koeien, moet men wel bedenken dat het uiterlijk van de vulva van koeien die nog niet lang geleden hebben afgekalfd, of die hebben geaborteerd, of die behept zijn met de aandoening nymphomanie, er normaal gesproken ook geprononceerder uitziet. Deze koeien moet men duidelijk niet meenemen bij het onderscheid tussen het uiterlijk van de kling en de vulvalippen, voor het onderscheiden van de tochtige koeien uit het aanwezige koppel dieren.
Bij het openen van de vulva ziet men het vestibulum. Dit vestibulum, wordt ook wel de schedevoorhof genoemd. Als het slijmvlies van het vestibulum van een koe eerder donker-roze, dan licht-roze van kleur is, is dat een aanwijzing dat die koe allicht niet tochtig is. Vooral als die donker-roze kleur eerder mat dan glanzend is. Als het slijmvlies van het vestibulum bovendien niet nat, maar juist droog aandoet, is ook dat een aanwijzing dat die koe niet tochtig is. En als het slijmvlies van het vestibulum niet glad, maar daarentegen meer kleverig aanvoelt en er bleek uitziet, is men er des te meer zeker van dat die conclusie juist is. Maar pas op: Bij beoordeling van het uiterlijke aspect van het slijmvlies van het vestibulum geldt, dat de conclusie dat de koe niet tochtig is, met veel meer zekerheid kan worden getrokken, dan de conclusie in andere omstandigheden dat de koe niet tochtig is. De beoordeling van het aspect van het slijmvlies wat in het vestibulum van het geslachtsapparaat van de koe voorkomt, moet men dan ook slechts doen om tochtigheid te kunnen uitsluiten. En beslist niet om tochtigheid te kunnen aantonen.
Bij inwendige inspectie, met behulp van een speculum of een vaginoscoop, zal men kunnen zien dat het slijmvlies van de schede er bij een tochtige koe bleekroze uitziet. Bij een tochtig dier is de portio vaginalis normaliter verstreken, zodat deze dan niet goed is waar te nemen. Terwijl het ostium externum bij een tochtig dier wat geopend blijkt te zijn. Het slijmvlies van het ostium externum ziet er bij een tochtige koe iets opgezwollen uit. En het is dan iets roder dan het slijmvlies van de schede. Vaak ziet men ook dat er wat tochtslijm in het ostium externum aanwezig is.
Op de bodem van de schede zal men dan, vooral in de eerste helft van de tochtigheid van de koe, een flinke plas tochtslijm kunnen zien liggen. Is dat het geval, dan hoeft men niet meer te twijfelen aan de tochtigheid van de koe. Maar let op: niet alle vocht wat men op de bodem van de schede ziet liggen, is tochtslijm. Tijdens de tussentocht van de koe kan er bijvoorbeeld enig slijm (mucus) op de schedebodem blijken te liggen wat wel erg veel op tochtslijm lijkt, maar wat het in feite niet is. Bij een nymphomane koe ligt vaak veel slijm op de schedebodem, maar ook dat slijm is niet geheel gelijk aan tochtslijm. De verschillen zijn echter wel vrij subtiel van aard.
De aanwezigheid van tochtslijm in de schede van de koe duidt dus met grote zekerheid op tochtigheid van de koe, maar dat betekent nog niet dat de afwezigheid van tochtslijm in de schede van de koe er in alle gevallen op wijst dat die koe niet tochtig is. Immers het tochtslijm kan er kort tevoren voor het allergrootste deel uit zijn weggelopen. Bijvoorbeeld doordat de koe toen druk bezig was met het bespringen van de andere koeien in het koppel. In de tweede helft van de tochtigheidsperiode van een koe is de productie van tochtslijm veel geringer. Daardoor zal men dan ook veel minder tochtslijm in de schede van de koe aantreffen.
EN NOGMAALS: de waarde van de beoordeling van het aspect van de geslachtsorganen van de koe is eerder gelegen in de negatieve beoordeling van tochtigheid bij de koe, dan in de positieve beoordeling van tochtigheid. Dat wil zeggen dat uit de inspectie van de geslachtsorganen met grotere zekerheid geconcludeerd kan worden dat een koe niet tochtig is, dan dat zij wel tochtig is. Dat komt omdat er nogal wat omstandigheden zijn waarbij de geslachtsorganen van een koe er anders uit zien dan normaal het geval is, maar waarbij toch geen sprake is van tochtigheid bij die koe. Een opgezwollen vulva komt bijvoorbeeld niet alleen voor bij een tochtige koe, maar ook bij koeien die op het punt staan om af te kalven, of om te gaan aborteren. Ook doet zich in de laatst genoemde omstandigheden een sterkere doorbloeding van de vulva van de koe voor, met als gevolg dat deze er dan ook roder dan normaal uit ziet. Als er sprake is van een extreem gezwollen vulva, dan is de betreffende koe mogelijk nymphomaan. Of er is sprake van een I.P.V.-infectie bij de betreffende koe. Als de vulva er niet roder dan normaal uitziet en als de vulva er bovendien niet ook maar enigszins meer gezwollen uit ziet dan normaal het geval is, is men juist wel betrekkelijk zeker dat de koe niet tochtig is.
Een versterkte slijmafscheiding in de geslachtsorganen van de koe doet zich, zoals hiervoor ook al is vermeld, niet alleen tijdens de tochtigheid van de koe voor. Dit ziet men onder andere ook bij koeien die op de tussentocht zitten, en bij koeien die nymphomaan zijn. Koeien waarbij kort tevoren een vaginaal onderzoek heeft plaats gehad, zullen slechts als gevolg van dat onderzoek ook een vochtiger vestibulum kunnen blijken te hebben.
In het geval dat het schedeslijmvlies er droog en roze-achtig uitziet, is de koe allicht niet tochtig. Als het ostium externum gesloten is en men duidelijk de portio vaginalis kan waarnemen, wordt men zeker in die conclusie gesterkt. Als het ostium externum erg goed gesloten is, kan het echter ook zijn dat de koe drachtig is. Vooral wanneer er op de schedewand taai en ingedroogd slijm blijkt voor te komen en wanneer er op de portio vaginalis en voor het ostium externum een prop slijm voorkomt met een consistentie die aan uitgekauwd kauwgom doet denken.
Als men veranderingen aan de geslachtsorganen van een koe waarneemt, die werkelijk op tochtigheid bij de koe wijzen, weet men aan de hand daarvan vaak nog niet met zekerheid in welk stadium van de tochtigheid de koe zit. Ook dat feit maakt dat de interpretatie van de waargenomen bevindingen niet zo gemakkelijk is. De individuele verschillen tussen de koeien onderling zijn overigens ook niet gering. Dat is nog een extra complicerende factor. En als men het uiterlijk aspect van de geslachtsorganen voor de tochtigheidswaarneming bij een bepaalde koe gaat beschouwen, ontbreekt het vaak ook aan de zo noodzakelijke vergelijkingsgegevens voor die koe. Lang niet altijd heeft men de geslachtsorganen van die koe wat dat betreft van tevoren ook al reeds bestudeerd.
Dit alles maakt dat de inspectie van de geslachtsorganen zeer terecht een subtiel tochtigheidsverschijnsel kan worden genoemd. Als ondersteuning bij andere waargenomen verschijnselen die op tochtigheid van de koe lijken te wijzen, is dit subtiele tochtigheidsverschijnsel echter beslist wel van waarde. Deze waarnemingen zullen het op zeker moment voor de veehouder wel eenvoudiger kunnen maken om tot de conclusie te komen dat de betreffende koe wel, of niet, echt tochtig is.