KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

RUNDVEE-INSEMINATIE

EN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


De duur van de drachtigheid kan door aftasting goed worden ingeschat.

In sommige gevallen is het aan de veehouder niet bekend hoe lang een bepaalde koe op zeker moment reeds drachtig zou kunnen zijn. Daar zal hij voor een goede bedrijfsuitoefening wel van op de hoogte moeten zijn. Over deze informatie zal hij met name moeten kunnen beschikken om te kunnen beslissen wanneer hij die bepaalde koe zal moeten gaan droogzetten. Het ontbreken van informatie over de duur van de drachtigheid* van de koe, doet zich met name voor in het geval dat er een stier bij de koeien in het land aanwezig is geweest. Het komt ook wel voor dat de registratie van de dekkingen en/of de inseminaties van de koeien hiaten vertoont. Ook om andere redenen kan er twijfel zijn ontstaan over de duur van de drachtigheid van koeien. Koeien vertonen tijdens de drachtigheid bijvoorbeeld soms verschijnselen die sterk aan tochtigheid doen denken. Ook daardoor ontstaat er twijfel over de juiste duur van de drachtigheid van de koe. Het laatst genoemde fenomeen doet zich bij ongeveer 20 % van de drachtige koeien voor. En daardoor vindt er ook wel eens een inseminatie plaats bij een koe die in feite drachtig is. Wanneer die inseminatie intra-vaginaal in plaats van intra-uterien heeft plaatsgevonden, is er een zeer goede kans aanwezig dat de drachtigheid van die koe in die omstandigheid in stand blijft. Ook om deze reden bijvoorbeeld kan er twijfel bestaan over de duur van de drachtigheid van een koe. Het is dan ook niet vreemd dat er bij veehouders soms behoefte aan is om de duur van de drachtigheid van een koe te laten vaststellen.

Als deze vraag aan ons als inseminatoren wordt gesteld tijdens het verrichten van een drachtigheidsonderzoek met behulp van een echografisch scanapparaat, dan is die vraag gemakkelijk en betrekkelijk exact te beantwoorden. Namelijk door middel van digitale meting van de afbeelding van de vrucht op het monitorscreen van de computer die bij dat onderzoek wordt gebruikt. Als die betreffende vraag echter aan ons als inseminatoren wordt gesteld tijdens het uitvoeren van de inseminatiewerkzaamheden op een bedrijf, zoals doorgaans het geval zal zijn, dan is die vraag veel minder gemakkelijk en exact te beantwoorden. Een veterinair dierenarts is beter in staat om via rectale exploratie van de geslachtsorganen die vraag te beantwoorden, dan wij als inseminatoren zijn, hoewel onze bedrevenheid in de exploratie van het bekkengebied minstens zo groot is. Dit komt omdat een veterinair dierenarts daar, tijdens zijn opleiding, nu eenmaal beter in is getraind. Een betrouwbare beantwoording van de vraag betreffende de duur van de drachtigheid van de koe, moet dan ook eigenlijk worden overgelaten aan de veterinair dierenarts van de veehouder.

Maar als inseminator komt men er niet om heen dat men de vaardigheid, die nodig is voor een enigszins betrouwbare estimatie van de duur van de drachtigheid van de koe, toch in grote lijnen zal moeten beheersen. De hierna, in het schema vermelde criteria, zullen hem daar dan bij van pas kunnen komen. Als een veehouder meent te weten dat een bepaalde koe reeds drachtig is, maar als hij niet precies weet hoe lang die koe drachtig zou kunnen zijn en hij dit van ons als inseminatoren te weten wil komen, dan zullen wij het geslachtsapparaat van de koe daartoe moeten gaan palperen.

Een kleine waarschuwing is daarbij wel op zijn plaats. Want als men dan bij het onderzoek meteen al een uterus aantreft waarbij in het geheel geen sprake is van asymmetrie tussen de beide cornua uteri, dan zou men kunnen gaan denken dat de betreffende veehouder zich heeft vergist in zijn conclusie dat de koe drachtig is. De kans dat die koe drachtig is, is dan niet zo groot, maar zij is dan wel degelijk aanwezig. Tenminste voorzover er daartoe bij die koe een inseminatie of een natuurlijke dekking mocht hebben plaatsgevonden. De duur van de drachtigheid moet dan evenwel korter zijn dan één enkele maand, omdat men anders beslist wel asymmetrie tussen de beide cornua uteri zou moeten gaan bemerken.

De aanwezigheid van een vruchtje in een van de beide cornua uteri, zal de omvang van de betreffende cornu uteri zo langzamerhand doen toenemen. De vergrote omvang van die betreffende cornu uteri is een teken dat die koe wel eens drachtig zou kunnen zijn. Zekerheid daarover heeft men dan echter niet in alle gevallen, omdat er bij koeien die al eens eerder drachtig zijn geweest bijna altijd nog wel enig verschil in omvang van de cornua uteri aanwezig is. De vergrote omvang van de uterus kan ook zijn oorzaak vinden in ophoping van het een of andere lichaamsvocht in de afgesloten uterus.

Er zijn veel verschillende mogelijkheden om de duur van de drachtigheid van de koe via palpatie vast te gaan stellen. Om de criteria voor al die verschillende onderzoekingen overzichtelijk weer te gaan geven, is onderstaand een poging ondernomen om die criteria in één enkel schema te plaatsen. Omdat sommige van die criteria niet bekend, of onduidelijk waren, is getracht via extrapolatie die betreffende criteria zo goed mogelijk te estimeren.

Schema van criteria voor het inschatten van de duur van de drachtigheid. PAGINABREED

Duur v. gra-viditeit
Corpus Luteum gravidi-tatum
Tonus op de uterus
Dikte uterus-wand
Retra-heren uterus
Cervix-positie
Asymme-trie cor-nua uteri
Diameter cornu uteri grav.
Fluctu-atie v cornu ut.grav.
Diameter amnion-blaas
Membraan-slip: dikte van vrucht-vliezen
Ballote-ren van foetus
Foetus en/of foetus-delen
Lengte van de foetus
Kop-lengte van foetus
Placen-tomen in midden v cornu ut.
Fremitus arteriae uterina media
Diameter arteria uterina media
Extern stoten van de foetus
tijdens eerste 30 dagen
is CL wel aanwezig D21-D24
is er tonus aanwezig? D18-D24
dik
wel mogelijk
caudaal v. bek-kenrand
     geen
 
 
moeilijk vast te stellen
nu alleen bij pinken
niet mogelijk
 
 
 
 
 
 
niet mogelijk
32 dagen
wel
     niet
onzeker
,,
     ,,
soms wel
 
wel
,,
nu niet alleen bij pinken
,,
 
 
 
 
 
 
,,
35 dagen
,,
      ,,
dun
,,
     ,,       wel
 
,,
0,7 cm
1,0 mm
,,
 
 
 
 
 
 
,,
42 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
4 cm
,,
1,5 cm
1,5 mm
,,
 
 
 
 
 
 
,,
48 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
7 cm
,,
3,5 cm
2,0 mm
wel mogelijk
 
 
 
 
 
 
,,
52 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
8 cm
,,
5,5 cm
3,0 mm
,,
 
 
 
 
 
 
,,
58 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
10 cm
,,
7,5 cm
3,5 mm
,,
soms wel
 
 
 
 
 
,,
62 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
11 cm
,,
9,0 cm
4,0 mm
,,
wel
16 cm
 
 
 
 
,,
65 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
12 cm
,,
10,5 cm
4,5 mm
,,
,,
17 cm
 
onregel-matigheden
 
 
,,
75 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
14 cm
,,
variabel
6,0 mm
niet mogelijk
,,
20 cm
2,0 cm
enigszins voelbaar
 
 
,,
90 dagen
,,
      ,,
,,
niet mogelijk
     ,,        ,,
variabel
,,
,,
onzeker
,,
,,
26 cm
5,5 cm
goed voelbaar
 
3 mm
,,
100 dagen
,,
      ,,
,,
,,
craniaal v. bek-kenrand
       ,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
onzeker
7,5 cm
18,0 mm
in ipsi-laterale arteria
4 mm
,,
115 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
9,0 cm
21,0 mm
,,
5,5 mm
,,
120 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
10,5cm
22,6 mm
,,
6 mm
,,
125 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
onzeker
24,2 mm
,,
8 mm
,,
150 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
30,6 mm
ook in de contra-laterale
9 mm
,,
180 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
,,
,,
,,
,,
,,
te diep gelegen
,,
,,
30x20 mm
,,
12 mm
mogelijk
210 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
,,
,,
,,
,,
,,
wel
,,
,,
40x25 mm
,,
15 mm
,,
240 dagen
,,
      ,,
,,
,,
caudaal v. bek-kenrand
       ,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
60x30 mm
,,
18 mm
,,
270 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
70x40 mm
,,
onzeker
,,
280 dagen
,,
      ,,
,,
,,
     ,,        ,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
,,
80x50 mm
,,
,,
,,

*Als men in kringen van veehouders spreekt over DE DUUR VAN DE DRACHTIGHEID, bedoelt men over het algemeen de tijd die bij een bepaalde koe is verlopen sinds die koe na de bevruchting de betreffende vrucht heeft gedragen, en wel op een moment waarin de geboorte nog niet heeft plaatsgevonden. Als men daarentegen doelt op de tijd die bij een bepaalde koe is verlopen sinds die koe na de bevruchting de betreffende vrucht heeft gedragen en van die vrucht heeft afgekalfd, spreekt men over het algemeen van DRACHTIGHEIDSDUUR, ofwel van draagtijd. (Vaarzen kalven doorgaans binnen enkele dagen af nadat ze 39 weken het kalf hebben gedragen. Bij koeien van een hogere pariteit vindt dit meestal binnen enkele dagen plaats nadat ze 40 weken hebben gedragen).


Wilt u meer informatie over rundvee-inseminatie en de vruchtbaarheidsproblematiek? Klik dan HIER voor het openen van de site www.ybema.org