KLIK HIER VOOR INFORMATIE |
RUNDVEE-INSEMINATIEEN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN |
CLICK HERE FOR |
Op de plaats tussen de achterpoten van koeien waar zich het uier bevindt, is bij guste pinken normaliter slechts sprake van onvolgroeid uierweefsel. Dit onvolgroeide uierweefsel noemt men bij pinken "het uierblad". Bij de exterieurbeoordeling van pinken meent men uit het aspect van dit uierblad, zich een oordeel te kunnen vormen over het economisch nut wat in latere jaren met die pink als melkkoe kan worden behaald.
Men let dan met name op de hoeveelheid bindweefsel die men in het uierblad van de pink gewaar kan worden. Hoe minder bindweefsel en hoe meer klierweefsel zich in het uierblad van een dergelijke pink bevinden, hoe gunstiger dit wat dat betreft is. Het vel van het uierblad, met de daarop aanwezige speentjes, dient slap en rekbaar te zijn. Is dat laatste het geval, dan zou de pink de veehouder later als lacterende koe niet gaan teleurstellen.
Maar, ook al bevindt er zich relatief weinig bindweefsel in het uierblad van een pink die men wil gaan insemineren, toch ziet het er niet altijd even slap en vormloos uit. Het uierblad kan er namelijk ook min of meer gezwollen uit zien. Een dergelijke zwelling van het uier van een pink is doorgaans hormoon-gerelateerd. De normale oorzaak van het zwellen van het uierblad is gelegen in het feit dat het betreffende dier drachtig is. En dat het zich hiermee opmaakt voor het zogen van het kalf, dat op korte termijn geboren zal gaan worden. Het om deze reden zwellen van het uier wordt met heel veel verschillende termen aangeduid. Enkele van de, wat dit betreft, meest voorkomende termen zijn: "opmaken", "uieren", "opuieren", "bloeien van de uier", "uier krijgen", "vol lopen", en "neuren". Als de gezwollen uier hard aanvoelt, spreekt men van aam (ofwel van aamt) in de uier. Dit is voor de koe een pijnlijke (ziekelijke) vorm van uieroedeem (zucht).
Krijgt men als inseminator te maken met een pink met een gezwollen uierblad, dan is het allereerst noodzakelijk om een drachtigheidsonderzoek bij die pink uit te voeren. Normaliter kan men bij een pink pas in een relatief laat stadium van haar graviditeit een duidelijk waarneembare verandering aan haar uierblad waarnemen. De eerste duidelijk waarneembare veranderingen aan het uiterblad doen zich bij pinken pas voor als zij 6 à 7 maanden drachtig zijn. Een geoefend waarnemer zal echter wel in een eerder stadium waar kunnen nemen dat de kwartieren van het uierblad van een drachtige pink iets duidelijker dan anders van elkaar te onderscheiden zijn en ook dat de speentjes er iets duidelijker en steviger dan anders uit zien. Is er werkelijk sprake van graviditeit bij de betreffende pink, dan is het uitvoeren van een inseminatie zinloos. Maar niet alleen dat, een dergelijke inseminatie zou de veehouder dan ook schade kunnen berokkenen. Namelijk doordat daardoor dan hoogstwaarschijnlijk de graviditeit van de pink teniet zou worden gedaan. Tenminste voorzover er een normale intra-uterine inseminatie bij die pink zou plaatsvinden.
Is de zwelling van het uierblad bij de pink onmiskenbaar aanwezig, dan betreft het mogelijkerwijs een pink wiens drachtigheid in een ver gevorderd stadium is aangekomen. De zwelling in het uier van de pink is dan een symptoom van het normale proces van opuieren bij een hoogdrachtig rund. Bij inwendige palpatie zal men dan gemakkelijk de placentomen aan de uterus gewaar kunnen worden. De iets dieper gelegen placentomen zullen dan om en nabij 6 centimeter lang dienen te zijn. Bij drachtigheidsonderzoek zal men dan diep in de buikholte van de pink "een flink uit de kluiten gewassen" vrucht dienen aan te treffen. Treft men in tegenstelling daartoe juist achteraan in het bekken van de pink een vrucht aan, die bovendien relatief klein is, dan staat die pink waarschijnlijk op het punt om te gaan aborteren. Bij de normale partus, zowel als bij een abortus, zal het uierblad van de pink normaliter vierkant blijken te zijn gezwollen. Om eenvoudig te discrimineren tussen een aborterende pink en een normaal drachtige pink, zou men de cervix kunnen gaan palperen. Is de cervix relatief dun, dan is er geen sprake van een abortus. Runderen die op het punt staan te gaan aborteren worden relatief vaak foutief door een veehouder ter inseminatie aangeboden. Dit komt omdat bij een aborterend rund verschijnselen zijn waar te nemen die erg aan tochtigheidsverschijnselen doen denken.
Soms treft men bij een pink een mooi vierkant gezwollen uier aan, tezamen met een grove en openstaande cervix, zonder dat men een vrucht in het bekken van de pink kan palperen. In een dergelijk geval heeft de abortus dan al plaatsgevonden. In plaats van een dergelijke pink gewoon te gaan insemineren, doet men er dan beter aan om de veehouder over de abortus te gaan inlichten. Soms is het nodig om de uterus van de koe te laten opschonen. Bij een abortus is soms sprake van baarmoederontsteking bij het dier.
Een abortus als oorzaak van het zwellen van de uier kan onder meer een gevolg zijn van het loslaten van de vruchtvliezen. De vruchtvliezen zijn normaliter met de cotyledonen op de plaats van de carunculae in het slijmvlies van de uterus vastgehecht. Als nu de vruchtvliezen op de plaats van één, of enkele, cotyledonen loslaten, komt er een rottingsproces op gang. Dat rottingsproces neemt zijn aanvang bij de cotyledonen die geen verbinding meer hebben met de carunculae waaraan ze waren vastgehecht. En dat rottingsproces kan zich vervolgens verder over de vruchtvliezen gaan uitbreiden. Dit heeft dan vaak een abortus tot gevolg. Als het kalf bij die abortus nog in leven blijkt te zijn, is het vanzelfsprekend wel te klein. Als de nageboorte er vervolgens afkomt, blijkt deze erg te stinken. Het om deze reden opzwellen van het uier, komt blijkbaar nogal eens voor op een tijdstip dat het dier zo ongeveer een maand voor het afklaven zit. Want veel veehouders noemen een uier wat om een dergelijke reden is gezwollen, een "maanduier".
Treft men een pink aan waarbij eveneens sprake is van een vierkant gezwollen uier, maar waarbij geen sprake is van een grove en openstaande cervix en waarbij ook geen vrucht kan worden gepalpeerd, dan is de betreffende pink allicht cysteus. De inseminatie zal dan achterwege kunnen blijven, omdat het dier dan niet fertiel is. De veehouder zal dan een consult van de dierenarts voor die pink dienen aan te vragen. Echter op het moment dat men als inseminator op het betreffende veehouderijbedrijf verschijnt, heeft de veehouder soms de dierenarts reeds voor de te insemineren pink geconsulteerd. Als men als inseminator ontdekt dat een rund cysteus is, dan is dat rund in sommige gevallen reeds onder behandeling van de dierenarts. En het is dan goed mogelijk dat de dierenarts na behandeling aan de veehouder heeft geadviseerd om de inseminatie wel te laten plaatsvinden. Bij cysteuze runderen is voor het uitvoeren van een intra-uterine inseminatie soms geen passage van de cervix te realiseren. Doet dat geval zich voor, dan zal men uiteraard alsnog moeten gaan stoppen met het uitvoeren van die inseminatie.
Ontdekt men bij een pink een uier waarbij slechts één of twee kwartieren zijn gezwollen, dan is de kans groot dat dit veroorzaakt is geworden doordat het uier van de pink door een kuddegenoot pleegt te worden "opgezogen". De melkafgifte van een dergelijke pink is door het frequente sabbelen van die andere pink dan geforceerd op gang gekomen. De veehouder zal dan maatregelen moeten nemen om dit opzuigen van die pink te voorkomen. En bij de "opgezogen pink" zullen dan door de veehouder maatregelen moeten worden genomen ter voorkoming van mastitis, ofwel uierontsteking. Uiteraard kan dit "opzuigen" ook bij koeien van een hogere pariteit plaatsvinden, maar dan valt dit minder sterk op. Bij dergelijke koeien is immers al sprake van een volledig tot wasdom gekomen uier.
Als de zwelling in een of meerdere kwartieren van de pink hard aanvoelt, dan kan dit ook een van de klinische verschijnselen zijn van mastitis. De betreffende kwartieren zullen dan warm aanvoelen. Het dier kan koortsig zijn en het kan pijn aan de betreffende kwartieren ervaren. Bij vrouwelijke runderen die nog niet lacterend zijn, zal men bij het ontdekken van zwelling in het uier, niet direct denken aan de aanwezigheid van een mastitis Toch is dat wel degelijk mogelijk. Veterinaire hulp is dan geboden.
Het komt ook voor dat het uier van een pink zonder direct aanwijsbare reden spontaan is gaan zwellen. En dat dit gezwollen uier later weer even spontaan in omvang is gaan afnemen. Als het uier er dan later uitziet als het uier van een drooggezette koe, is die pink drachtig geweest. En vervolgens is de vrucht van die dan in de uterus van het dier gestorven, zonder dat de vrucht is afgedreven. Een dergelijke vrucht kan vervolgens in de uterus van de pink gaan mummificeren, of gaan vervloeien. Bij een tweelingdracht kan de ene vrucht normaal geboren worden, terwijl de andere vrucht blijkt te zijn afgestorven.
Als het aanzien van het uier later veel minder sporen van dit spontane opuieren blijkt te hebben overgehouden, dan is er mogelijk sprake geweest van pseudocyesis. In plaats van deze term pseudocyesis, spreekt men ook wel eenvoudig van pseudograviditeit. Een onechte, of schijnbare drachtigheid dus. Kortweg: een schijndracht. Een dergelijke, onechte drachtigheid gaat vaak gepaard met een flink aantal symptomen die een normale drachtigheid bij het rund doen veronderstellen. Het zwellen van het uier is daar een voorbeeld van. Evenals abdominale zwelling en het op gang komen van de melksecretie. Dit laatste symptoom van schijndracht is heel typerend, omdat dit zich voordoet in een zeer vroeg stadium van de veronderstelde dracht. Pseudocyesis wordt in het algemeen als een mysterieus verschijnsel ervaren. Het komt bij vele, zo niet alle zoogdieren voor, ook bij de mens. Bij de mens wordt vaak simplistisch aangenomen dat er een psychische oorzaak voor dit verschijnsel zou zijn. Maar het lijkt veel waarschijnlijker te zijn dat ook dit een door feromonen geïnduceerd verschijnsel is. Net als het verschijnsel dat meer koeien in een kudde koeien verschijnselen van nymphomanie zullen gaan vertonen, als in eerste instantie slechts één van de koeien deze afwijking vertoont.
Het verschijnsel van pseudocyesis komt natuurlijk niet alleen bij pinken voor maar ook bij koeien van hogere pariteit. Maar dit verschijnsel wordt bij dergelijke koeien veel minder gemakkelijk waargenomen. Koeien van hogere pariteit zijn normaal gesproken immers lacterend. En de veranderingen aan het uier zijn dan minder gemakkelijk te onderkennen, hoewel die veranderingen ook dan soms wel degelijk worden opgemerkt. Als er bij een rund dus om onverklaarbare redenen sprake is van een plotseling meer opgezwollen aspect van het uier, moet met deze mogelijke oorzaak van dit opuieren rekening worden gehouden. Inseminatie bij een rund waarbij sprake is van pseudocyesis heeft echter geen zin. Net als bij echte drachtigheid, is ook bij deze vorm van onechte drachtigheid geen bevruchting mogelijk.
Trivia:
Pseudocyesis is in de natuur geen ongewoon verschijnsel. In een roedel wolven of wilde honden, worden de zogenaamde alfa-teven gedekt. En de andere teven worden schijndrachtig (eigenlijk "schijnmoeder"). De schijndrachtige teven voeden ook daadwerkelijk de pups van de andere teven. En ze dragen zo bij aan de verzorging van de pups. Bij onze gedomesticeerde huishond is het schijndrachtig worden van een teef vervelend voor de baas. En zo mogelijk nog vervelender voor de hond zelf. Daarnaast bestaat de indruk dat honden die regelmatig schijndrachtig zijn, een grotere kans hebben op het ontwikkelen van (maligne) melkkliertumoren. Let wel: ook bij de mens komt het verschijnsel schijndracht (schijnzwangerschap) voor.
Pseudocyesis kan worden beschouwd als een feromonaal geïnduceerd gebeuren. Dat wil dan zeggen dat dit verschijnsel onder invloed van feromonen op gang wordt gebracht.